Dat we ‘in slaap’ zijn en dromen kan ik wel begrijpen. Ik begrijp dat ik niet alleen ben in het maken van deze droom en dat de werkelijke ik niet is wat ik denk dat het is. Ik heb het gevoel dat ik daarin echt vorderingen aan het maken ben.
Vervolgens is daar het concept ‘ergens zijn’, waarvan ik begrijp dat het een idee is beperkt door het noodzakelijke gebruik van de taal van tijd en ruimte, veroorzaakt door het geloof in afscheiding. En ieder leven is al voorbij, dus we kijken alleen maar terug. We zijn in feite niet in slaap, we bevinden ons in een toestand buiten de tijd. En we worden geboeid door schuld? door verslaving? door wat? waardoor we alsmaar dwangmatig blijven terugkijken naar wat al voorbij is. Maar waarom dat dwangmatige herkauwen? Is het te vergelijken met het steeds terug willen duiken in een droom wanneer je ’s morgens wakker begint te worden? Als wij de waarnemer, de slaper, de beoordelaar zijn, is er dan eigenlijk helemaal geen zelf in de droom? Dus is het niet zozeer dat we hier ‘allemaal een’ zijn, maar dat ons Zelf een is, en er hier niemand is? Ik had een flits van inzicht dat dit waar is, maar toen begon ik bang te worden en opgewonden, en raakte ik de draad kwijt.
Is het dus zo dat hier slechts twee patronen zijn, een soort van energiepatronen die gedachten ordenen en projecties maken: dat van de Heilige Geest en van het ego? En dat het toekennen van identiteit aan deze twee films de waarnemer, de slaper, de dromer is?
En dat door ons te identificeren met het denksysteem dat in trilling het dichtste bij het werkelijke denksysteem komt, we beginnen te resoneren met de waarnemer en we ons herinneren dat we niet echt in de droom zijn?
Antwoord: Je hebt gelijk: er is geen zelf in de droom, alleen geprojecteerde beelden. Ieder van ons heeft ervoor gekozen zich met zo’n beeld te identificeren. En het gefragmenteerde zelf of de gefragmenteerde denkgeest die ervoor gekozen heeft zich alleen maar met een bepaald beeld in de droom te identificeren is gewoon een aspect van het ene zelf dat we allemaal delen. Echter, dat zelf dat we allemaal delen is niet ons ware Zelf, maar het illusoire zelf van de gespleten denkgeest, de waarnemer waar je in je vraag naar verwees. Het is dit zelf, buiten de droom van tijd en ruimte, waaraan Een cursus in wonderen ons vraagt dit steeds meer als onze identiteit te herkennen, door het beoefenen van vergeving. Dit zelf heeft de keuze zich te blijven identificeren met het onjuiste egodenksysteem van zonde en schuld, of met het ware denksysteem van de Heilige Geest van vergeving en vrede, de twee energiepatronen waar je het over had. Het denksysteem van de Heilige Geest is nog steeds een illusie, omdat het een correctie is van de leugens en het bedrog van het ego, maar het is een weerspiegeling van de eenheid van ons ware Zelf, dat volledig onaangetast is door de fantasieën van de gespleten denkgeest.
De reden voor het ‘dwangmatige herkauwen’ van het perspectief van het egodenksysteem is dat het identificeren met de droomfiguur en het koesteren van onze verschillende rollen in die droom ervoor zorgen dat we onbewust blijven van het feit we de denkgeest zijn die steeds terugkijkt en niet de figuur in de droom. Deze verwarring garandeert dat de afscheiding niet zal worden genezen, want we houden onze focus op de geprojecteerde droom, waar geen werkelijke verandering kan plaatsvinden, in plaats van op het projecterende deel van de denkgeest, waar een andere keuze kan worden gemaakt. Met andere woorden, we willen geïdentificeerd blijven met het ego en we willen de afscheiding in stand houden (T4.VI.4:2-4; T13.III.2:5), en het terugblikken op wat al over en voorbij is houdt het denksysteem onder die dromen in onze denkgeest in leven, waardoor er geen duidelijke mogelijkheid is om een andere keuze te maken.
We versterken onze identificatie met de waarnemersrol in de denkgeest door het beoefenen van vergeving, wat simpelweg het loslaten van onze oordelen is. Oordelen houdt ons geworteld in het ‘herkauwen’, in het geloof dat hier iets van belang of betekenis plaatsvindt, waarbij sommige uitkomsten te prefereren zijn boven andere. Zolang we waarde hechten aan onze oordelen hechten we waarde aan de droom, en zullen we niet open staan voor het proces van ontwaken. En wanneer we bang zijn te ontwaken kunnen onze inzichten in de onwerkelijkheid van deze wereld zowel opwindend als beangstigend zijn.