Er staat een passage in het Tekstboek (T2.VI.4; VII.1) van Een cursus in wonderen waarin Jezus ons vertelt dat we ons vergissen wanneer we hem vragen ons van onze angst te bevrijden. De correctie van angst is onze verantwoordelijkheid, stelt hij; hij kan hem niet wegnemen, daar hij dan zou “…tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is. Ik zou jou allerminst helpen als ik de kracht van je eigen denken zou kleineren. Dit zou lijnrecht ingaan tegen het doel van deze cursus.” Is het juist om te zeggen dat de wet van oorzaak en gevolg alleen binnen deze wereld bestaat, als onderdeel van een dualistische wereld en geloof in afscheiding? Onze enige verantwoordelijkheid is de correctie van de fout te accepteren – de Verzoening – en te vergeven; en dat wij, zodra we de enige oorzaak – God – aanvaarden als onze oorzaak, zullen herkennen dat al het andere een onwerkelijk gevolg is van een onwerkelijke oorzaak – het ego. Zijn we slechts aan oorzaak en gevolg gebonden in de mate dat we nalaten de Verzoening te aanvaarden, of ons daartegen verdedigen, en in de mate dat we denken dat zonde en schuld werkelijk zijn? Eén werkboekles in het bijzonder schiet me te binnen: “Gods Wil voor mij is volmaakt geluk. Er is geen zonde, ze heeft geen gevolg.” (WdI.101.6:6-7) Dit lijkt de verbinding tussen oorzaak en gevolg te verbreken, door te zeggen dat wij, als we in dit moment vergeven, en aanvaarden dat we de waargenomen pijn zelf aan ons opleggen, en als we Gods vreugde weer accepteren, dat we dan vrij zijn van het illusoire effect omdat we de illusoire oorzaak – het ego – hebben opgegeven. Bedoelt Jezus dat er oorzaak en gevolg is, en dat we bereidwillig moeten deelnemen in het vergeven van de illusoire oorzaak – ego – en de enige Oorzaak weer moeten accepteren?
Antwoord: Je bent beslist in de goede richting op weg. We hebben een heel casette-album aan dit onderwerp gewijd vanwege de centrale betekenis ervan in het denksysteem van de Cursus, en om recht te doen aan jouw vraag zouden we veel meer moeten vertellen dan waarvoor we hier ruimte hebben. Maar we zullen proberen de belangrijkste punten aan de orde te stellen.
Ten eerste, is het beginsel zowel op de Hemel als op deze wereld van toepassing. In de Hemel is God de Eerste Oorzaak en het Gevolg is Zijn Zoon –prachtig weergegeven in de les “Ik ben voor eeuwig een Gevolg van God” (WdII.326). Ook het Tekstboek beschrijft dit oorzaak-gevolg-principe op een poëtische manier: “De oorzaak wordt oorzaak door haar gevolgen; de Vader is Vader door Zijn Zoon. ” (T28.II.1:2) In de wereld wordt het oorzaak-gevolg-principe meestal gedefinieerd als ‘elke actie geeft een reactie’. De essentie daarvan is, dat wil een oorzaak een oorzaak zijn, zij gevolgen moet hebben – als er geen gevolgen zijn, dan kun je niet zeggen dat zij een oorzaak is. Een gevolg vereist een oorzaak, en als er geen oorzaak is, dan kun je niet zeggen dat het een gevolg is.
De relevantie hiervan voor ons persoonlijke werk met de Cursus is – om het op de kortst mogelijke manier te stellen – dat ons geloof dat we afgescheiden zijn van God (onze ‘zonde’) er de oorzaak van is dat we hier in de wereld zijn, evenals van al onze problemen hier; als we daarom kunnen aantonen dat die oorzaak geen gevolgen heeft gehad, dan is de oorzaak als oorzaak tenietgedaan. Met andere woorden: we zullen de afscheiding (onze ‘zonde’) ‘ongedaan’ hebben gemaakt, en dan zal het bewustzijn van de aanwezigheid van liefde zijn hersteld in onze denkgeest. De wereld en ons individuele zelf zijn in het niets verdwenen van waaruit ze kwamen. We zouden weer ons ware Zelf zijn, Christus, Gods ene Zoon. Dus, “Ik ben voor eeuwig een Gevolg van God” (WdII.326).
Wederom ingekort wat vele pagina’s zou vergen om te ontvouwen: vergeving is de manier waarop we leren dat zonde geen gevolg heeft gehad. En dat is natuurlijk waarover de hele Cursus gaat. Dus je hebt gelijk als je zegt dat onze enige verantwoordelijkheid is de Verzoening voor onszelf te aanvaarden, en dat vergeving het middel is waarmee we dat doen.
In de passages waaraan je refereert, is het belangrijkste punt dat Jezus maakt dat we denkgeesten zijn die besluiten nemen – heel machtige denkgeesten – en dat hij zich nooit in die macht zal mengen, want als we die macht van onze denkgeest om het ego te kiezen niet herkennen en respecteren, zullen we niet in staat zijn op diezelfde macht een beroep te doen om die vergissing te corrigeren. De hele Cursus berust hierop – zijn hele doel is ons de macht van ons denken te laten respecteren, niet om die te kleineren. Dus, wanneer we de Heilige Geest dingen vragen zoals ervoor te zorgen dat we een parkeerplaats vinden, of om kanker te genezen, wereldvrede tot stand te brengen, of om wat dan ook in deze wereld te doen, vragen we Hem om de tornen aan de wet van oorzaak en gevolg en dus om de macht van onze denkgeest te kleineren en te ontkennen. Dat zal Hij niet doen.
“Dit is een cursus in oorzaak, niet in gevolg”, brengt Jezus ons in herinnering (T21.VII.7:8). En de oorzaak waarnaar hij ons steeds terugbrengt is dat wij geloven dat we leven als individu in een wereld buiten God en de Hemel – het “nietig, dwaas idee” dat hij in het Tekstboek beschrijft (T27.VIII.6:2). In een alinea in de paragraaf genaamd “De ‘held’ van de droom” (T27.VIII), geeft Jezus ons in wezen een model van het zachtaardige proces van vergeving zoals het bedoeld is. We ontkennen niet hoe verschrikkelijk we ons voelen; we brengen alleen maar die verschrikkelijke gevolgen naar hem of naar de Heilige Geest, waar we er samen naar zullen kijken, en dan eraan voorbij naar hun oorzaak. En als we ons realiseren dat de oorzaak slechts een dwaze gedachte is die niet langer ons geloof verdient, zullen we simpelweg glimlachen en vervolgens in vrede verkeren.
“Met mild gelach neemt de Heilige Geest de oorzaak waar, en kijkt niet naar de gevolgen. Hoe zou Hij anders jouw dwaling kunnen corrigeren, jij die de oorzaak volkomen over het hoofd hebt gezien? Hij nodigt jou uit ieder verschrikkelijk gevolg bij Hem te brengen, zodat jullie samen naar de dwaze oorzaak ervan kunnen kijken, en jij met Hem een ogenblik kunt lachen. Jij beoordeelt gevolgen, maar Hij heeft hun oorzaak beoordeeld. En door Zijn oordeel zijn de gevolgen weggenomen. Misschien kom jij in tranen. Maar hoor hoe Hij zegt: ‘Mijn broeder, heilige Zoon van God, aanschouw je ijdele droom waarin dit kon gebeuren.’ En je zult het heilig ogenblik verlaten met jouw lachen en dat van jouw broeder, vergezeld van het Zijne.” (T27.VIII.9)