“De substituutwerkelijkheid” in hoofdstuk 18 zegt: “Die ene dwaling, die waarheid naar illusie, oneindigheid naar tijd, en leven naar de dood heeft gebracht, was het enige wat jij ooit hebt gemaakt.” (T18.I.1.4:4) Dit lijkt voor mij achterstevoren. Ik begrijp het niet.
Antwoord: Jezus beschrijft in deze paragraaf voor ons, wat wij hebben aanvaard ter vervanging van de werkelijkheid zoals God die geschapen heeft. Waarheid, oneindigheid en leven zijn allemaal kenmerken van de Hemel; maar toen wij, als één Zoon, besloten die staat van Eenheid in de Hemel te verlaten, bedachten wij een eigen substituutwereld, waarvan we vervolgens geloofden dat die de werkelijkheid was en de waarheid. Deze wereld die uit miljarden individuele entiteiten bestaat is natuurlijk een illusoire wereld, omdat afscheiden van Oneindigheid en Totaliteit onmogelijk is – dat is wat het Verzoeningsbeginsel stelt.
Dus in de zin die je citeert zegt Jezus, dat door te geloven dat we in een wereld leven die niet de Hemel is, we illusie, tijd en dood tot waarheid hebben gemaakt, in plaats van wat ‘echt’ waar is. Door ons met het ego te vereenzelvigen, brachten we waarheid naar de illusie. Een cursus in wonderen corrigeert die vergissing door de illusie naar de waarheid te brengen, waar zij ongedaan gemaakt wordt.
Wat voor ons zo werkelijk lijkt is helemaal niet werkelijk – het is een illusie die we in onze denkgeest in stand houden door de waarheid te ontkennen en te geloven in wat wij in plaats daarvan hebben verzonnen. De manier waarop we deze illusie ongedaan maken is door haar naar de waarheid terug te brengen, die zich ook in onze denkgeest bevindt, net zoals duisternis verdwijnt wanneer je het licht aan doet.