Wil je alsjeblieft reageren op de christelijk stelregel dat we de zonde moeten haten maar niet de zondaar, dat we het kwaad moeten veroordelen maar de boosdoener moeten vergeven.
Antwoord: Het is allereerst van belang te verduidelijken dat dit, feitelijk, een stelregel (gezegde) is en geen lering die in de Schrift wordt gevonden. Het is gebaseerd op de christelijke lering dat zonden vergeven kunnen worden. Vanuit christelijk perspectief is de hoogste uiting van deze vergeving de zondaar met vriendelijkheid, barmhartigheid en mededogen behandelen, in de hoop dat hij/zij ‘berouw zal hebben en niet meer zal zondigen’. Het geloof dat zonde werkelijk is, en dat verlossing zowel berouw als het opgeven van het zondige gedrag vereist, is voor het christendom van fundamenteel belang. Dit perspectief is ongewijfeld de oorsprong van de stelregel.
Een cursus in wonderen heeft een andere boodschap. Jezus zegt ons in het Tekstboek: “Er is geen zonde” (T26.VII.10:5). Daarom kan er geen zondaar, geen kwaad en geen boosdoener zijn. Er staat in de Cursus niets over gedrag van welke aard ook, omdat de Cursus ons leert van gedachten te veranderen, niet van gedrag. De basis hiervoor is een van de fundamentele beginselen van de Cursus, dat gedachten in de denkgeest blijven, waar zij ontstaan: “Ideeën verlaten hun bron niet, en hun gevolgen lijken er alleen maar los van te staan. Ideeën zijn eigen aan de denkgeest. Wat naar buiten is geprojecteerd en schijnbaar buiten de denkgeest ligt, is helemaal niet buiten, maar een gevolg van wat zich vanbinnen bevindt, en heeft zijn bron niet verlaten.” (T26.VII.4:7-9). Dus alles is een projectie van een gedachte in de denkgeest. Ieder oordeel is de uitdrukking van een oordeel tegen onszelf, gemaakt in de denkgeest. Daarom kunnen we de zondaar niet los zien van de zonde, omdat we onszelf niet los kunnen zien van de gedachte in de denkgeest die tot het oordeel aanleiding geeft. De enige bron van de waarneming van de zonde/zondaar is het oordeel van de denkgeest dat het denkbeeld van afscheiding een zonde is en werkelijke gevolgen heeft gehad. Dit is de oorspronkelijke aanval op de Zoon van God. Hij wordt als een zware zondaar beschouwd omdat hij weigerde zijn enige werkelijke Identiteit als Gods ene Zoon te aanvaarden. De wereld en al haar ‘zondaren’ is de projectie van die aanvalsgedachte. Echter, omdat de gedachte in de denkgeest ontkend werd, en de Identiteit van de Zoon werd vervangen door de identiteit van het lichaam, moeten we naar de geprojecteerde versie in de wereld kijken om daarin te zien wat de denkgeest heeft verkozen te geloven: “De wereld die jij ziet is wat jij haar gegeven hebt, niets meer. Maar ook al is ze niets meer, ze is ook niets minder. Daarom is ze voor jou belangrijk. Ze getuigt van de staat van jouw denkgeest, de uiterlijke weergave van een innerlijke toestand.” (T21.In.1:2-5).
De vorm van de projectie is niet belangrijk, het is de inhoud die de staat van de denkgeest weerspiegelt. Hoewel je jezelf misschien niet van een specifieke zonde of wandaad (moord, verkrachting, enzovoort) beschuldigt, is er in de denkgeest sprake van een beschuldiging van zondigheid die in het oordeel tegen een ander in de droom wordt weerspiegeld. De Cursus leert ons de ‘zondaar’ van de ‘zonde’ te onderscheiden, juist door de erkenning dat alles een projectie van de denkgeest is. Het is echter een omkering van de stelregel die je aanhaalt, in die zin dat de aandacht gericht moet zijn op de ‘zonde’ (gedachte in de denkgeest/oorzaak), waarbij de ‘zondaar’ (projectie van de gedachte in het lichaam/gevolg) slechts een weerspiegeling in de illusoire wereld is. Omdat niets en niemand buiten de denkgeest enige effect op ons heeft, leidt Jezus’ boodschap “Wees bereid de Zoon van God te vergeven voor wat hij niet heeft gedaan.” (T17.III.1:5) ons verder dan de christelijke stelregel waarin veroordeling en vergeving vermengd zijn – wat de vermeende ‘zonde’ ook mag lijken te zijn.