Ik vind het buitengewoon moeilijk om de plotselinge dood van mijn kind een plaats te geven. Ik weet dat de dood een illusie is, maar er lijkt geen einde te komen aan mijn gevoelens van diepe smart en verdriet. Staan er uitspraken in Een cursus in wonderen die kunnen helpen in zo’n geval? Waarom laat God zo’n zinloze en verschrikkelijke gebeurtenis toe?
Antwoord: Als je over de dood kunt denken als deel van de illusie, dan vind je het misschien behulpzaam om stil te staan bij het doel en het belang ervan binnen het denksysteem van het ego. Dan begrijp je wellicht ook je diepe smart en je verdriet beter. Het hoofdstuk in het Handboek “Wat is de dood?” (H27), beschrijft de dood als “de centrale droom waaruit alle illusies voortkomen” (H27.1:1), en voegt eraan toe dat het niet de Wil van God is: “Hij heeft de dood niet gemaakt, want Hij heeft de angst niet gemaakt. Beide zijn voor Hem even betekenisloos” (H27.4:9-10). De dood is dus geworteld in het denksysteem van de afscheiding, dat niets met God te maken heeft. Dit betekent dat God de dood niet ‘toelaat’. Het is helemaal niet zo gemakkelijk om het idee los te laten dat de dood werkelijk is en dat God daar uiteindelijk verantwoordelijk voor is. Want zoals Jezus uitlegt in dit hoofdstuk: “Zonder het idee van de dood is er geen wereld. Alle dromen zullen met deze eindigen. Dit is het einddoel van de verlossing, het eind van alle illusies” (H27.6:3-5).
Diep van binnen weten we dat als we dit geloof in de dood loslaten, de grond van ons hele bestaan als individuen wordt ondermijnd. De angst hiervoor is het enorme obstakel dat ons loslaten van dit geloof in de weg staat. Hiervan zijn we ons natuurlijk niet bewust, maar dit is de reden waarom het zo moeilijk is om over verdriet heen te komen. Zodra we de waarheid die Jezus ons leert vatten, moeten we de rest van ons leven besteden aan de verwerking ervan en de toepassing op de specifieke gebeurtenissen in ons dagelijkse leven. Zoals eerder gezegd bij V#015 , is dit iets om rustig en geduldig te doen, met begrip voor de diepte van onze gevoelens, die we nooit moeten ontkennen in een poging om ‘een goede student’ van de Cursus te zijn.
Een ander aspect ter overweging: De plotselinge dood van een kind wordt vrijwel altijd beschouwd als een tragedie; voor de meeste mensen is een andere omschrijving zelfs ondenkbaar. Binnen het denksysteem van Een cursus in wonderen echter is dit een oordeel dat veronderstelt dat wij zicht hebben op de draaiboeken van Verzoening van zowel het kind als de ouders. Maar we weten werkelijk niet wat ons eigen volledige pad of dat van iemand anders allemaal inhoudt. Dus moeten we de mogelijkheid overwegen dat de denkgeest van het kind deze gebeurtenis heeft gekozen als deel van zijn Verzoeningslessen. Als ouder zou je dan wellicht om hulp kunnen vragen om het op dezelfde manier te zien: niet als een les gezonden door God of de Heilige Geest, maar als deel van je eigen draaiboek. De Heilige Geest kan je helpen dit te gebruiken om zoetjesaan te leren dat verlies en verdriet in verband staan met het beeld dat het ego heeft van jou en je kind, en dat deze niet voortkomen uit je ware Zelf als Gods schepping (WdII.284). Tenslotte, in de paragraaf “Pseudo-genezing tegenover ware genezing” geeft “Het Lied van het Gebed” een troostrijk denkbeeld van de dood als genezing, als een alternatief voor de manier waarop de wereld het gewoonlijk ziet (L3.II).