Ik moet iemand aanklagen voor de rechtbank, omdat hij (op vormniveau) een vergissing heeft begaan. Ik weet dat het niet uitmaakt of ik dit wel of niet doe; het enige wat telt is hoe ik het doe, met liefde of met schuld. Het leven zal beslist anders zijn voor deze persoon, als ik geen actie onderneem. Dus ik voel me nogal schuldig omdat ik dit moet doen. Hoe kan ik zover komen dat ik in staat ben hem samen met Jezus aan te klagen, en niet met mijn ego? Ik weet zeker dat dit mogelijk is.
Antwoord: Om de principes van Een cursus in wonderen toe te passen op elke situatie in de wereld, is het essentieel dat je onderscheid maakt tussen vorm en inhoud. Wát deze persoon ook gedaan heeft op vormniveau, het verandert niet de inhoud van de Identiteit die hij deelt met het hele Zoonschap, als Gods onschuldige Zoon. Het is mogelijk om, zoals je aangeeft, volgens het juiste denken een proces te voeren. Het strafrechtelijke systeem is beslist een van de duidelijkste voorbeelden van het egodenksysteem in actie. Van het autoriteitsprobleem tot aan een uitgebreide reeks slachtoffercomplotten, is de vorm ervan stevig gebaseerd op oordelen over schuld en onschuld, slachtoffer en dader, en bovenal op verschillen. Dit is niet verrassend, noch is het erger dan enige andere instelling of relatie die het ego heeft verzonnen om de werkelijkheid van de wereld te bewijzen, ter verdediging van het geloof in afscheiding. Dus de principes van vergeving die Jezus onderwijst gelden net zo goed voor het getuigen voor de rechtbank als voor alle andere dingen in ons leven. Noch misdadigers noch de rechterlijke macht zijn de enigen op het gebied van krankzinnigheid. Alle mensen zijn even krankzinnig in hun onjuiste denken, en even goed in staat om voor het juiste denken te kiezen.
Vanuit dit perspectief kan iemand wiens gedrag correct, wettig, en sociaal aanvaardbaar is een denkgeest hebben vol venijnige aanvalsgedachten die hem tot een ‘moordenaar van de inhoud’ maken: “Wat geen liefde is, is moord. Wat niet liefdevol is, moet een aanval zijn. Elke illusie is een aanslag op de waarheid en elk doet het idee van liefde geweld aan, omdat die gelijk in waarheid lijkt te zijn” (T23.IV.1:10-12). Dit is een andere manier om te zeggen dat er geen hiërarchie in illusies is (T26.VII.6). Daarom kan er geen hiërarchie in misdaden zijn. Het ego wil ons anders doen geloven, samen met de overtuiging dat crimineel gedrag een schadelijk effect heeft. Natuurlijk zijn er gevolgen wat vorm betreft: lichamen kunnen gekwetst worden, maar voor de denkgeest kan niets wat zich erbuiten bevindt enig gevolg hebben.
Terwijl de wereld zich bekommert om vorm, gedrag, misdaden en straffen, houden de leringen van Jezus in de Cursus zich alleen bezig met de inhoud van de denkgeest. Daarom betekent met Jezus overleggen in de rechtszaal dat je die ziet als een klaslokaal voor vergeving, door eerlijk te kijken naar de oordelen over jezelf en de verdachte, die allemaal gebaseerd zijn op verschillen en afscheiding. In dit klaslokaal zijn geen plaatsen op de voorste rij, en de getuigenbank dient voor het ondervragen van je eigen oordelen. Als je schuld voelt, dan komt dat van deze oordelen, niet van het indienen van een aanklacht.
Als er een onwettige handeling is begaan, heeft dat wettelijke consequenties. Dat is een simpel feit dat geen oordeel met zich meebrengt. Het feit dat je een gerechtelijke stap neemt, veroorzaakt geen schuld. Schuld komt als je in de denkgeest al voor het ego gekozen hebt, en oordelen zijn de projectie van die schuld op jezelf en op anderen. Wanneer de aandacht gericht is op de oordelen in de denkgeest, is het zoeklicht niet langer op de beklaagde gericht. Dit is het begin van vergeving, en zo vervolg je de aanklacht met Jezus in plaats van met het ego. Dus in de rechtszaal, net als overal in ons leven, is het doel Jezus te vragen ons te helpen naar ieder oordeel te kijken, zodat het genezen kan worden. Wanneer ieder oordeel tot bewustzijn is gebracht en ter transformatie aan de Heilige Geest gegeven, dan delen we Zijn visie op hen die we aanklagen. “Als jij wilt kijken, zal de Heilige Geest oordelen, en Hij zal waarlijk oordelen. Maar wat jij verborgen houdt, kan Hij niet met Zijn licht doen verdwijnen, want je hebt het Hem niet gegeven, en Hij kan het niet van jou wegnemen” (T12.II.9:7-8).