Ik ga met iemand uit die 20 jaar geleden zijn vrouw verloren heeft bij een ongeluk. Hij is daarna hertrouwd, maar na 15 (ongelukkige) jaren gescheiden. Hij zegt dat hij sinds het overlijden van zijn eerste vrouw, niet meer van een andere vrouw heeft gehouden. Ik verlang erg naar hem, maar ik voel me niet op mijn gemakt bij iemand die niet van mij houdt. Volgens Een cursus in wonderen is er alleen maar liefde of angst. Aangezien er geen liefde is, denk ik dat het angst is. Ik kan begrijpen waar zijn angst vandaan komt. Mijn vraag is: wat raadt de Cursus mij aan? Hoe kan ik me in deze situatie goed voelen, en het niet persoonlijk opnemen. Wordt er van mij verwacht dat ik hem onvoorwaardelijk liefheb zonder iets te verwachten? Hoe kan ik dat zonder bang te zijn dat ik in de steek wordt gelaten? Ik voel me emotioneel gezien nu slechter dan voordat ik hem ontmoette en geen relatie had.
Antwoord: Is het mogelijk van iemand te houden die op zijn beurt niet van ons houdt en die ons niet de dingen geeft die we in een relatie denken te kunnen vinden? Vanuit het standpunt van de wereld: nee, tenminste niet zonder een gevoel van opoffering en verlies, met woede en wrok die eronder begraven liggen en af en toe naar de oppervlakte stijgen. En hoewel de Cursus ons naar de mogelijkheid leidt tot dat soort onvoorwaardelijke liefde, vraagt hij dat nu niet van ons als student van de Cursus. Als we tot dat soort liefde in staat waren, zouden we de Cursus niet nodig hebben, want dan zou onze denkgeest al genezen zijn, en zouden we niet naar iets buiten onszelf kijken om onze behoeften te bevredigen, met inbegrip van de behoefte liefgehad te worden. We zouden met zekerheid weten dat de liefde al aanwezig is, daar in onze denkgeest.
Jezus weet dat we nog niet in staat zijn tot dat soort liefde, en door middel van zijn Cursus nodigt hij ons dus uit de vergevingslessen te leren die ons naar dit soort liefde zullen leiden. De lessen komen tot ons in de context van onze speciale relaties en het maakt voor hen trouwens niet uit of we al of niet fysiek in die relatie blijven. De Cursus houdt zich niet bezig met wat we doen, maar hoe we kijken naar wat we doen. Relaties brengen ons tot een confrontatie met de zelfopgelegde beperkingen die we aanvaard hebben om onze ervaring van liefde te beperken. Maar we proberen de schuld voor elk gebrek dat we voelen op de partners in onze relatie te leggen – dat is feitelijk het doel van het ego voor al onze relaties. Maar het zijn niet de anderen die ons het gevoel geven van iets beroofd te zijn – dat doen wij zelf (T4.IV.3:3)!
En zo kan iedere relatie waarin ik klaar sta om de ander te veroordelen voor wat ik voel of voor wat ik geloof dat er in mij ontbreekt, voor een ander doel worden gebruikt. Met de hulp van de Heilige Geest, kan ze een spiegel worden waardoor ik dieper in mijn eigen denkgeest kan kijken en de beschuldiging zie die ik jegens mezelf koester – dat ik degene ben die de liefde beperkt heeft door mijn eigen behoeften boven alles en iedereen te stellen. Zolang ik de schuld in de ander wil zien, kan ik in dat verband niets doen. Maar als ik haar eenmaal in mezelf zie, heb ik de keuze of ik verder wil gaan met haar werkelijk te maken door de liefde weg te houden. Als ik bereid ben de liefde binnen te laten door me met Jezus te verbinden wanneer ik naar mijn schuld kijk, zal de zelfbeschuldiging verdwijnen en automatisch vervangen worden door het ervaren van liefde. En vanuit deze plaats van volmaakte verbondenheid, zal ik in de angst voor liefde van mijn partner diezelfde behoefte aan genezing herkennen, die ik bij mezelf heb herkend. En vanuit die plaats van innerlijke heelheid, moet ik niets anders doen dan de liefde door me heen te laten vloeien en mijn partner en mezelf te laten omhullen door die liefde waar we allemaal in werkelijkheid al deel van uitmaken. Of hij bereid is om die liefde op dit moment te aanvaarden, is mijn zorg niet, want ik zal ons beiden in hetzelfde licht van vergeving zien en weten dat de uitkomst zeker is, ongeacht wat onze lichamen ook doen.
Een prachtige passage in het Tekstboek omschrijft dit proces: “Maak plaats voor de liefde, die jij niet geschapen hebt, maar wel kunt uitbreiden. Op aarde betekent dit: vergeef je broeder, opdat de duisternis uit je denkgeest mag worden weggenomen. Wanneer het licht dankzij jouw vergeving tot hem is gekomen, zal hij zijn verlosser niet vergeten en hem onverlost achterlaten. Want het was in jouw gezicht dat hij het licht zag dat hij graag bij zich wil houden, wanneer hij door het duister het eeuwige licht tegemoet gaat (T29.III.4; onze cursivering).