In “De rechtvaardiging voor vergeving” zegt Jezus: “Er wordt jou niet gevraagd vergiffenis te schenken waar een aanval terecht is, en gerechtvaardigd zou zijn. Want dat zou betekenen dat je een zonde vergeeft door over het hoofd te zien wat er werkelijk is. Dat is geen vergiffenis. Want dat veronderstelt dat jouw vergiffenis, doordat je op een manier reageert die niet gerechtvaardigd is, het antwoord zal worden op een aanval die plaatsvond. Op die manier is vergiffenis misplaatst, doordat ze wordt verleend waar ze niet terecht is”; en even verder zegt hij: “Je vergeeft niet het onvergeeflijke, noch zie je voorbij aan een werkelijke aanval die roept om straf” (T30.VI.6-10; 2:3).
Wat is hier de betekenis van? Wat wordt als onvergeeflijk beschouwd? Kunt u een paar voorbeelden geven ter illustratie van uw antwoord?
Antwoord: Deze paragraaf geeft de zienswijze over vergeving weer die typisch is voor Een cursus in wonderen. De zienswijze van de wereld, die Jezus in dezelfde paragraaf valse vergeving noemt (T30.VI.4:1), is dat we, hoewel we wel eens vergeving schenken aan zondaren, nooit vergeten dat ze gezondigd hebben (T30.VI.3:7). In die zin verdienen ze onze vergeving eigenlijk niet, maar we schenken die dan toch maar. Jezus zegt dat dit soort vergiffenis misplaatst is, omdat we proberen voorbij te zien aan wat wij denken dat werkelijk is, en dat kan gewoon niet – tenminste niet zonder onze rechten op te offeren (T30.VI.2:6). Als we oordelen dat een aanval verachtelijk is en straf verdient, maar die dan vergeven omdat we dat volgens onze mening verondersteld worden te doen, denken we dat we het onvergeeflijke vergeven hebben – een “onnatuurlijke” reactie en “misplaatst […] tegenover wat werkelijk is (T30.VI.2:4).
Een voorbeeld hiervan is het vergeven van de terroristen van 11 september, ook al denk je dat we ze deden onvergeeflijk was, of – minder dramatisch – de persoon die op een handige maar frauduleuze manier je geld gestolen heeft. In beide gevallen denk je dat voorbij moet zien aan wat er werd gedaan om te kunnen vergeven.
Jezus onderwijst ons dat ware vergeving iets heel anders is. Dit kan echter niet begrepen worden zonder de metafysica van de Cursus te kennen.
Jezus begint deze paragraaf met twee heel belangrijke principes: “Woede is nooit gerechtvaardigd. Aanval heeft geen bestaansgrond” (T30.VI.1:1-2). Wanneer mensen aanvallen, is dat een reactie op hun eigen angsttoestand. Ze hebben de liefde verworpen en zich in plaats daarvan vereenzelvigd met het denksysteem van het ego, dat op niets werkelijks is gegrond. Dit is een vergissing, of een dwaling, geen zonde.
Jezus vraagt ons te leren voorbij te zien aan de aanval op het gedragsniveau, en naar de oorsprong ervan in de denkgeest te zien. Dat betekent niet dat we ontkennen wat onze ogen zien; het betekent dat we aan de situatie een andere interpretatie leren geven. Dit gaat enkel over wat er in onze denkgeest gebeurt. In plaats van de ‘normale’ neiging tot vergelding en straf, leren we nu hoe we wat iemand anders doet, niet persoonlijk moeten opvatten, want we weten dat we (in ons juiste denken) onkwetsbaar zijn en de vrede die ons natuurlijk erfgoed is als Gods Zoon, nooit kunnen verliezen, en we weten dat hetzelfde voor ieder ander geldt.
Als deze principes de basis van onze waarneming zijn, dan is het onmogelijk om de ‘aanvaller’ te veroordelen, ongeacht wat er werd gedaan. (Maar nogmaals, dit neemt niet weg dat er geen rechtsvervolging moet plaatsvinden, enz.). We zijn ons ervan bewust dat deze daad voortgekomen is uit de intense doodsangst in de denkgeest van die persoon, die het gevolg is van het maken van een verkeerde keuze. Hoe kan dat veroordeeld worden?
Jezus zegt dus: “er wordt jou alleen gevraagd vergeving te zien als de natuurlijke reactie op leed dat op een dwaling berust, en dat dus roept om hulp. Vergeving is de enige zinnige reactie. Ze behoedt je rechten ervoor te worden opgeofferd” (T30.VI.2:7-9).
Met andere woorden: als je van je onjuiste denken naar je juiste denken overgaat, zie je dat iedereen hetzelfde onjuiste denken, hetzelfde juiste denken met je deelt, en ook het vermogen tussen die twee te kiezen. Volgens deze visie, zijn de terroristen gelijk aan degenen die ze aanvallen, zijn oplichters gelijk aan degenen die ze oplichten. Dat is de enige zinnige manier om elkaar en wat er in de wereld gebeurt, waar te nemen. Dan heeft vergeving betekenis en is volkomen eerlijk. Het gedrag wordt niet ontkend; het wordt gezien als het punt van oorsprong in de inhoud van de denkgeest (zie ook V#771 ).
[Zie ook: V#1131 ]