Kun je iets zeggen over het proces dat Een cursus in wonderen in gang lijkt te zetten? Waarom is het zo moeilijk, zelfs wanneer je al geruime tijd met de Cursus werkt, om de verslaafdheid aan deze wereld (d.w.z. zonden, angst, enz.) los te laten? Is het misschien zo dat een deel van onszelf (het werkelijke Zelf) dat al lang heeft gedaan en de restanten van het ‘ego’ gewoon maar ‘in het duister’ laat rondspartelen en er geen enkele belangstelling meer voor heeft? Is het niet gewoon een illusie dat we nog altijd betrokken zijn bij wat ‘hier beneden’ gebeurt, aangezien God hier niets over onderwijst of er zich niet mee bezig houdt? Zal het ego geheeld zijn of vernietigd worden wanneer de Verzoening verwezenlijkt wordt?
Antwoord: Je zou kunnen zeggen dat er twee processen zijn die de Cursus ‘in gang zet’, hoewel beide in feite keuzes zijn die we weloverwogen en bewust hebben gemaakt: vergeving en de weerstand om die vergeving te oefenen. Verbonden met de Heilige Geest omarmt onze denkgeest met vreugde wat de Cursus over vergeving onderwijst en streeft ernaar wat hij belooft tot onze werkelijkheid te maken (WdI.122). Verbonden met het ego biedt onze denkgeest weerstand tegen de bevrijding van pijn en schuld en angst, die vergeving ons bij elke stap op de weg biedt (WdI.121.2-5; WdII.1-3). Dat komt omdat we onszelf ervan overtuigd hebben dat we het ego zijn en we geloven dat vergeving zal vernietigen wie we zijn. En dus vechten we wanhopig om zijn bestaan in onze denkgeest in stand te houden, en willen we niet inzien tot welke wrede gevolgen zijn denksysteem ons veroordeelt.
Ons ware Zelf, de Christus, is zich nooit bewust geweest van het valse ego-zelf, en voor Hem zijn er nergens in de denkgeest restanten of fragmenten. Dus ja, het is niets meer dan een illusie dat we nog altijd in de wereld van afscheiding, zonde, schuld en angst vast lijken te zitten. Maar als we de Verzoening eenmaal voor onszelf hebben aanvaard, zal er niets met het ego gebeuren, behalve dat het niet langer zal lijken te bestaan, en dan zullen we voor één kort ogenblik beseffen dat het nooit bestaan heeft. En niets anders dan dit inzicht is nodig om het ego en alle gevolgen ervan te laten terugkeren in het niets vanwaaruit ze zijn voortgekomen (T10.IV.1:9: H13.1:2).