Waarom zegt Jezus dat wij het Zelf dat we gemaakt hebben haten (T4.III.4)? Ik dacht dat het Zelf (dat één is met Christus en God) de afscheiding heeft ‘gemaakt’ en dat aldus ‘het ego’ is ontstaan.
Antwoord: In de paragraaf die je aanhaalt, wordt zelf gespeld met een kleine letter ‘z’ en niet met een hoofdletter. Het zelf waar Jezus naar verwijst werd “gemaakt uit de ontkenning van de Vader” (T4.III.4:3); te onderscheiden van het Zelf met een hoofdletter ‘Z’, (Christus) geschapen door God als een uitbreiding van Hemzelf. Christus blijft altijd Christus in de Hemel. Zodra het “nietig, dwaas idee” van afscheiding serieus werd genomen en werkelijkheid werd in de denkgeest van de Zoon (niet de Denkgeest van Christus), werd het ego ‘geboren’, en begon de droom van de afscheiding van God. Op dat moment werd Gods Zoon een keuzemakende denkgeest. Die kon ervoor kiezen zijn ware identiteit te herinneren, of die te ontkennen en in plaats daarvan een afgescheiden, individueel, beperkt, kwetsbaar zelf te zijn. Hoe kunnen we een zelf liefhebben dat we gemaakt hebben om ons onkwetsbare, onschuldige Zelf te vervangen, dat bestaat in eeuwigheid en in eenheid met oneindige Liefde? Hou kunnen we iets werkelijk liefhebben wat gemaakt is vanuit de afwijzing van oneindige Liefde, iets wat we gelijk stellen aan zonde? Daarom kan er in deze wereld nooit liefde zijn. Door vergeving kunnen we de Liefde van de Hemel weerspiegelen, maar liefde is alleen in de Hemel, als het “gewaarzijn van volmaakte Eenheid” (T18.VI.1:6).