Op een vorige vraag was dit het antwoord: ‘De Cursus herinnert ons er herhaaldelijk aan dat vergeving onze functie is. Dat doen we door al onze niet-liefdevolle gedachten en oordelen te herkennen en aan de Heilige Geest te geven. Daarna doen we waar de Cursus ons toe uitnodigt: “Stap zachtjes terzijde en laat genezing voor jou tot stand worden gebracht. Houd slechts één gedachte in je denkgeest vast en verlies die niet uit het oog, hoezeer je ook in de verleiding mag komen over enige situatie te oordelen, en jouw reactie te bepalen door erover te oordelen. Concentreer je aandacht alleen op het volgende: Ik ben niet alleen, en ik wil het verleden niet aan mijn Gast opdringen. Ik heb Hem uitgenodigd en Hij is hier. Ik hoef niets te doen behalve me er niet in te mengen” (T16.I.3:7-12). Als we op dit punt aankomen blijft er alleen een weerspiegeling van liefde over (V#418).
Voor mij bevat bovenstaande alinea de hele boodschap van Een cursus in wonderen. Mijn vraag is: hoe kunnen we ‘niets doen’ en ons er ‘niet in mengen’? Je zegt dat we ons moeten concentreren op ‘niet in de weg staan’. Hoe doe ik dat? Wanneer we bovenstaande instructie van Jezus onder de knie zouden hebben, waren we snel verlost. Er zou gewoon niets meer te doen zijn. Ik weet alleen niet hoe ik in de praktijk ‘niets moet doen‘ of me er ‘niet in mengen’
Antwoord: Onze eigen individuele identiteit is zo gebonden aan het handelen met ons lichaam, dat we waarschijnlijk verkeerd interpreteren wat Jezus hier van ons vraagt. Hij bekommert zich helemaal niet om wat ons lichaam al dan niet doet, want dat is uitsluitend het gevolg van gedachten in de denkgeest. Maar hij is zeer begaan met onze denkgeest (T4.IV.2:9), want daar zetelt alle macht om te kiezen.
En dus ligt het antwoord om niet in de weg te staan, ook werkelijk in de zin die je hierboven hebt geciteerd: “Vergeving wordt beoefend door het herkennen van al onze niet-liefdevolle gedachten en oordelen en de Heilige Geest te vragen ze te transformeren.” Dat is óns aandeel: onze ego-gedachten herkennen. Deze ego-gedachten geven altijd onze eigen interpretatie van de situatie en zijn gebaseerd op onze persoonlijke behoeften en in hoeverre hieraan voldaan wordt. Dit geldt voor bijna iedere gedachte die we dagelijks hebben! En dus ligt dáár de uitdaging: in het herkennen van die gedachten en dan de nederigheid hebben toe te geven dat we ons mogelijk vergissen in wat we nodig hebben. Want deze gedachten zijn een uitdrukking van onze beslissing om het verleden - de gedachte van afscheiding - steeds weer te herbeleven. Hierdoor geloven we dat we alleen zijn en tekortkomen.
Zolang we ons nog identificeren met ons lichaam, hebben we behoeften en wordt ons niet gevraagd deze te ontkennen. Het gaat erom dat we niet vasthouden aan gedachten die onvrede, woede of een aanval rechtvaardigen als er niet aan onze wensen wordt tegemoetgekomen of ons triomfantelijk voelen wanneer we krijgen wat we willen. Want in dat geval maken we een interpretatie die ingaat tegen de uitdrukking van de waarheid van Wie we in werkelijkheid zijn. Dus dit is het ‘doen’ dat Jezus ons vraagt terzijde te leggen. ‘Niets doen’ binnen ons denken, zodat we een open kanaal voor zijn liefde kunnen zijn, zonder blokkade. Wanneer we al onze investeringen loslaten in de interpretatie van het ego van wie we zijn en wat we nodig hebben, zal verlossing ons deel zijn. En alleen onze weerstand tegen het loslaten, zal de komst hiervan uitstellen.