In het antwoord op V#360 wordt gezegd: Een cursus in wonderen leert dat, zodra je eenmaal een gedachte van afscheiding lijkt te hebben, je buiten de Denkgeest van God bent ... Bewustzijn, waarneming en dromen, allemaal gebaseerd op de werkelijkheid van een zelf én een ander ... bevinden zich dus ook buiten de Denkgeest van God. Ze zijn geheel illusoir ... dus kunnen ze niet opgenomen zijn binnen Zijn werkelijkheid – noch in die van ons, als Zijn ongedifferentieerde Zoon... Ik heb (op z’n minst) twee vragen:

1) Als de ongedifferentieerde Zoon kan ik zelfs geen gedachte van afscheiding lijken te hebben. Wie is dan dit 'ik' dat de gedachte van afscheiding lijkt te hebben (ook al heeft hij misschien niet eens zo'n gedachte)? Wie denkt dat hij die wel heeft? Het lijkt te betekenen dat de dromer en de droom samen, als één, ontstaan, en de dromer daarbij deel uitmaakt van de droom zelf, dat de dromer zelf een illusie is – dat wil zeggen, dat aangezien de dromer een illusie is, hij niet bestaat, dat het feit dat hij droomt of zelfs maar lijkt te dromen, een illusie is; dat wil zeggen, dat de illusie zelf niet bestaat, een illusie is. Dat betekent: zeggen dat zowel de dromer als de droom met inbegrip van de dromer een tegenstrijdige verklaring is en dus geen betekenis heeft; dat wil zeggen: dat is zelf een illusie.

2) Als iemand beweert dat iets een illusie is, dan kan dat iets zich niet in de Denkgeest van God bevinden. Dus, het ego is een illusie, bestaat niet en bevindt zich niet in de Denkgeest van God. Het is dus waar dat het ego een illusie is. Maar het feit dat het een illusie is, is op zich geen illusie, want dan zou het ego bestaan. De illusie is dus werkelijk – het ego bestaat niet. Dus hoewel het ego zich niet in de Denkgeest van God bevindt, moet het wel zo zijn dat de illusie, die waar is en dus werkelijk, zich wel in de Denkgeest van God bevindt, omdat alles wat waar is, en dus werkelijk, zich in de Denkgeest van God bevindt.

Antwoord: Ons antwoord op je vragen is gebaseerd op de richtlijnen die Jezus naar voren brengt in de Inleiding tot de Verklaring van Termen aan het einde van het Handboek: “Dit is geen cursus in filosofische bespiegelingen, en evenmin bekommert hij zich om een precieze terminologie. Het enige waar hij zich mee bezighoudt is de Verzoening, of de correctie van de waarneming. Het middel voor de Verzoening is vergeving. ... Het ego zal veel antwoorden eisen die deze cursus niet geeft. Hij herkent niet als vraag wat slechts de vorm heeft van een vraag waarop geen antwoord mogelijk is” (VvT.In.1:1-3, 4:1-2). De boodschap van de Cursus is niet te vatten door alleen maar logisch te redeneren, en kan niet worden aangepast aan categorieën die veronderstellen dat tijd en ruimte werkelijk zijn. De bron en inhoud van de Cursus overstijgen volledig het onsamenhangend redeneren. Hoewel logisch redeneren misschien een nuttig en noodzakelijk begin is, kan het de inhoud van de woorden in de Cursus niet onthullen, die zoals Jezus zegt “slechts symbolen van symbolen [zijn]” (H21.1:9). Ergens onderweg is het nodig dat je inziet dat alle menselijke structuren van geen nut zijn om de doelen van de Cursus te bereiken. Veel mystici hebben paradoxaal genoeg geschreven over ervaringen die uiteindelijk niet te beschrijven zijn. Er is geen enkel systeem op het gebied van begrippen of taal dat adequaat kan uitdrukken wat boven alle tweeslachtigheid van onderwerp en voorwerp staat: de onmiddellijkheid van zuivere eenheid; “een Eenheid die als Eén verbonden is” (T25.I.7:1). “Eenheid is eenvoudig het idee: God is. En in Zijn Wezen omvat Hij alles. Geen enkele denkgeest bevat iets anders dan Hem. We zeggen: ‘God is’, en doen er dan het zwijgen toe, want in die wetenschap verliezen woorden hun betekenis” (WdI.169.5:1-4). Hoewel deze uitspraken een groot metafysisch belang hebben, is de lezer niet verbonden met hun inhoud als ze niet resoneren met een innerlijke toestand, hoe zwak die ook is. Herinner je dat de Cursus als reactie is gekomen op het verzoek van twee mensen om een manier te vinden om een relatie met anderen te krijgen die verder ging dan vijandigheid en verdeeldheid. Hij kwam niet als een theologische, metafysische verhandeling, hoewel de uiteenzettingen ervan van een hoogstaand intellectueel niveau zijn. De onmiskenbare implicatie van veel van wat er in de Cursus wordt gezegd, is echter dat een onsamenhangende redenering een verdediging tegen de waarheid is en dus een belemmering kan zijn. Dit is zo, ook al zit de Cursus vol met overtuigende ‘argumenten’, en zou men met recht kunnen tegenwerpen dat dit antwoord hetzelfde heeft gedaan. We moeten zijn woorden en logica gebruiken, in een geest van nederigheid, om aan woorden en logica voorbij te gaan. Op dezelfde manier zegt Jezus over tijd: “Er moet echter de nadruk op worden gelegd dat uiteindelijk geen compromis mogelijk is tussen alles en niets. Tijd is in wezen een middel waardoor elk compromis in dit opzicht kan worden opgegeven. Ze lijkt alleen stapsgewijs opgeheven te worden, omdat de tijd zelf intervallen kent die niet bestaan” (T2.VII.5:10-12). Zoals alle studenten weten, zijn de oefeningen in deel I van het Werkboek sterk afhankelijk van de kloktijd – maar alleen als onderdeel van Jezus’ programma voor de omkering van het denken, niet omdat tijd werkelijk is. Deze training leidt tot het herstel in onze denkgeest van de staat van totale abstractie, “de natuurlijke hoedanigheid van de denkgeest” (WdI.161.2:1).

En tenslotte beteugelt Jezus ons en beschermt ons zodat we onszelf geen verdere schade berokkenen, door ons hieraan te herinneren: “Je bent er nog steeds van overtuigd dat jouw begrip een machtige bijdrage vormt aan de waarheid, en haar maakt tot wat ze is. Toch hebben we beklemtoond dat je niets hoeft te begrijpen” (T18.IV.7:5-6).

Miracles in Contact Facebook Page  Miracles in Contact YouTube Page  Miracles in Contact Instagram Pagina