De volgende passage uit het Handboek van Een cursus in wonderen over gebeden heb ik gelezen en herlezen, maar ik begrijp nog steeds niet wat Jezus hier wil zeggen. Kun je me helpen?
“Het gebed om dingen van deze wereld zal ervaringen van deze wereld brengen. Als het gebed van het hart hierom vraagt, zal dit worden gegeven omdat dit ontvangen zal worden. Het is uitgesloten dat het gebed van het hart in de waarneming van degene die erom vraagt onbeantwoord blijft. Als hij het onmogelijke vraagt, als hij iets wil wat niet bestaat of zijn hart zoekt naar illusies, wordt dit alles zijn deel. De macht van zijn beslissing schenkt het hem zoals hij het vraagt. Hierin zijn hel en Hemel gelegen.” (H21.3:1-6)
Antwoord: Met het ‘gebed van het hart’ wordt bedoeld: het gebed van je verlangen, van wat je denkgeest wil. Als het mijn gebed is (als een met het ego vereenzelvigde keuze makende denkgeest) om te bewijzen dat ik gelijk heb en God ongelijk – dat afscheiding werkelijkheid is en eenheid illusie – dan zal ik ervaringen krijgen die dat bevestigen, omdat ik dáárom gevraagd heb. En natuurlijk vereist dit dat er een wereld is waarin afscheiding in ontelbare vormen kan worden uitgedrukt – vooral van slachtofferschap. Dus mijn waarneming van lijden, dood, conflict, onderdrukking, enzovoort als werkelijk, komt voort uit mijn heimelijke wens dat ze werkelijk zijn, teneinde te voldoen aan mijn onderliggende doelstelling te bewijzen dat God ongelijk heeft. Mijn ego is dan aan de macht. Hierin ligt de hel! Maar die is hier vanwege mijn eigen keuze. In die zin zijn er geen ‘onschuldige slachtoffers’. In mijn onjuist-gerichte denkgeest wil ik dat afscheiding de waarheid is, dus ervaar ik in de wereld dat mijn belangen in conflict zijn met die van bijna ieder ander. Ik heb aldus naar de dingen van deze wereld gezocht en daarom ervaar ik dat nu: afzonderlijke belangen in de vorm van pijn of plezier.
Maar wanneer ik in mijn gebed vraag om het herstel van mijn herinnering van mijn ware Zelf, dat alle mensen omvat, dan zien mijn ogen misschien nog steeds dezelfde scènes in de wereld, maar zal mijn ervaring ervan geheel anders zijn. Om dit in de context van vorm en inhoud te plaatsen: ik zie nog steeds afzonderlijke belangen in termen van vorm, maar de inhoud in mijn denkgeest is altijd dezelfde, en wel dat we allemaal dezelfde belangen delen. Ik heb naar het ‘nietig dwaas’ idee van afscheiding gekeken en er eenvoudigweg om gelachen, het als dwaas beoordeeld dat niet serieus genomen hoeft te worden. Dit betekent dat helemaal niets mijn innerlijke vrede kan verstoren of veranderen. Ik zie nu door de ogen van vergeving. In de woorden van Les 122, ervaar ik “een kalmte die niet kan worden verstoord, een zachtmoedigheid die nooit kan worden gekwetst, een diepe, blijvende troost, en een rust zo volmaakt dat die nooit kan worden geschonden” (WdI.122.1:6) en dit alles ongeacht wat er in de wereld gaande is.