Ik heb altijd tot God gebeden om leiding en hulp. Vandaag denk ik dat als God deze wereld niet heeft geschapen, Hij me in deze wereld ook niet helpt. Hoe moet ik bidden? Moet ik vragen om te sterven? Ik wil wat ik geschapen heb, echt niet achterlaten, hoewel het op geen enkele manier, in geen enkele gedaante of vorm volmaakt is. Ik hou nog altijd van mijn scheppingen en uitbreidingen (noem ik de mensen in mijn leven uitbreidingen?). Wanneer ik juist begin te denken, word ik door angst bevangen. Ik ben bang van de Hemel. Hoe waanzinnig is dat?
Antwoord: Je denken is niet waanzinniger dan, maar even waanzinnig als het denken van de rest van ons, die blijven willen dat deze wereld onze werkelijkheid is en bang zijn van onze ware werkelijkheid. Een cursus in wonderen verwijst overigens naar al wat wij met ons ego gemaakt hebben als onze miscreaties (T2.VII.3:8-15). En het is niet het zelf dat we in deze wereld denken te zijn dat verantwoordelijk is voor het miscreëren. Dat individuele zelf is slechts een van de miscreaties van onze gespleten denkgeest, die in slaap gevallen lijkt te zijn en lijkt te dromen van een wereld apart van God. Het is dus niet het zelf dat we in de wereld denken te zijn, dat hulp nodig heeft, ook al lijkt dit tegengesteld aan wat we ervaren; maar wel de denkgeest die zich met dit illusoire zelf vereenzelvigt; die blijft zijn werkelijke macht ontkennen dat hij kan scheppen door liefde uit te breiden, wat niets te maken heeft met wat dan ook dat we hier in de wereld lijken te ervaren. Dus de dood van het illusoire zelf dat we denken te zijn lost niets op, want de dood van een illusie brengt geen verandering teweeg in onze denkgeest, die de bron van de illusie is.
Je hebt gelijk met je conclusie dat God niets met deze wereld te maken heeft, want Hij was niet betrokken bij het maken ervan. Maar dat betekent niet dat wij niet beschikken over een Hulpbron – de Heilige Geest – die Gods Liefde voor ons vertegenwoordigt zolang we geloven dat we hier zijn. Het is zo dat de ware hulp die Hij ons biedt niet bedoeld is om iets aan onze illusoire wereld en onze persoonlijke omstandigheden te veranderen, maar wel als hulp om onze angsten te verminderen voor de herinnering van wie we werkelijk zijn. En die hulp heet vergeving en dat is eenvoudig de erkenning dat we in werkelijkheid niet weten wat er gebeurt, omdat we zelfs niet weten wie we zijn! En dus zegt Jezus: “het enige zinvolle gebed is het gebed om vergeving” (T3.V.6:3).
Praktisch gezien betekent dit dat ons gebed om hulp, telkens wanneer we voelen dat we willen oordelen over een persoon, een situatie of een omstandigheid, gewoon gericht moet worden tot dat deel van onze denkgeest – de Heilige Geest of Jezus – die weet wat het werkelijke probleem is: dat we in slaap gevallen zijn en van een wereld dromen die niets te maken heeft met wie we werkelijk zijn. En telkens wanneer we dat doen, neemt onze angst een beetje af en lijkt de wereld een beetje minder ernstig, want dit is de gelukkige droom, onze slaap is niet zo diep, en we worden een beetje bereidwilliger om de Roep om te ontwaken te horen (T5.II.10:4-5; T27.VII.14).