Ik begrijp niet goed hoe een aanval een roep om liefde kan zijn. Als een aanval bedoeld is om de liefde weg te duwen, omdat ze te dichtbij kwam, hoe kan het dan tegelijkertijd een roep om liefde zijn?
Antwoord: Een aanval is uiteindelijk een reactie op schuld en de angst voor vernietiging door een wraakzuchtige God. Niemand zou ooit aanvallen als er geen zelfbeschuldiging aan ten grondslag lag dat wij zondig zijn (wij hebben God eerst aangevallen). Deze zondigheid heeft een overweldigende schuld tot gevolg die geprojecteerd en dan in anderen gezien en aangevallen (veroordeeld) wordt. Maar aan deze dynamiek is een wanhopig verzoek verbonden om zich te laten vertellen dat God niet wraakzuchtig is als vergelding voor de zonde. En ook nog dat de vermeende aanval op God nooit heeft plaatsgevonden. In die zin is de aanval een roep om liefde, en een roep om zich te laten vertellen dat we ons vergist hebben. We kijken allemaal naar het een of andere overtuigende bewijs dat we niet “de woning van slechtheid, duisternis en zonde [zijn]”, wat we met z’n allen geloven (WdI.93.1:1). Daarom worden we in Een cursus in wonderen getraind in het vragen om hulp om ‘anders’ waar te nemen: “Er is maar één interpretatie van motivaties die steekhoudend is. En omdat die het oordeel van de Heilige Geest vertegenwoordigt, vergt ze van jouw kant niet de minste inspanning. Iedere liefdevolle gedachte is waar. Al het andere is een verzoek om genezing en hulp, ongeacht de vorm die het aanneemt” (T12.I.3:1-4). We verheffen ons tot dit waarnemingsniveau door ons te oefenen in vergeving.