Kun je met betrekking tot V#288 (“Wat is een wonder”) aangeven hoe de volgende zinnen zich verhouden tot het antwoord?
T1.1.24:2 Jij bent een wonder, in staat tot scheppen naar het evenbeeld van jouw Schepper.
T3.V.6:7 Je hebt de kennis verloren dat jij zélf een wonder van God bent.
T3.V.8:9 Gods wonder kennen is Hem kennen.
T3.V.9:7 Maar Gods wonderen zijn even totaal als Zijn Gedachten, omdat ze Zijn gedachten zijn.
T3.V.10:5-6 God en Zijn wonder zijn niet te scheiden. Hoe prachtig zijn de Gedachten van God die leven in Zijn licht!
T13.VIII.5:1 Dit is het wonder van de schepping: dat ze voor eeuwig één is.
T13.VIII.6:5 Het enige wonder dat er ooit is geweest is Gods hoogst heilige Zoon, geschapen in de enige Werkelijkheid die zijn Vader is.
T13.VIII.9:4 Het wonder dat God geschapen heeft is volmaakt, net zoals de wonderen die jij in Zijn Naam tot stand hebt gebracht.
T16.II.5:4-5 Wonderen zijn natuurlijk voor degene die spreekt namens God. Want het is Zijn taak het wonder om te zetten in de kennis die het vertegenwoordigt, en die voor jou verborgen is.
T26.VII.11:4-5 Het is onmogelijk dat er iets verloren gaat, als wat jij hebt is wat jij bent. Dit is het wonder waardoor schepping jouw functie werd, die je deelt met God.
Antwoord: Er zijn twee belangrijke punten die je moet overwegen wanneer je in de drie boeken van Een cursus in wonderen en de twee bijbehorende supplementen een term natrekt: Jezus is niet altijd consequent in zijn gebruik van termen en hij geeft zich vaak over aan dezelfde vrijheden die wij allemaal bereidwillig accepteren in werken van grote dichters en leraren. Maar als je de aandacht op de inhoud van zijn onderricht gericht houdt, zullen de tegenstrijdigheden die uit de vorm van zijn onderricht oprijzen geëlimineerd worden, of ten minste grotendeels geminimaliseerd.
De uitspraken die je opsomt zijn voorbeelden van inconsequentie op het niveau van vorm. Strikt genomen is een wonder een correctie, en heeft daarom alleen betrekking op de illusie. Maar in een paar passages die je opsomt, wordt een wonder gekoppeld aan God en aan schepping, wat natuurlijk nooit het geval kan zijn. Want God heeft geen weet van dwaling die correctie behoeft, en scheppen is alleen een functie in de Eenheid van de Hemel. Bovendien lijkt de inconsequentie soms meer op een tegenstrijdigheid als je alleen op het niveau van vorm blijft. Jezus stelt in het begin van het tekstboek bijvoorbeeld nadrukkelijk: “Van ‘een wonder van genezing’ spreken, is het misplaatst combineren van twee orden van werkelijkheid. Genezing is geen wonder” (T2.IV.1:3-4). Maar op vijf andere plaatsen in de Cursus spreekt hij van een “wonder van genezing” (T19.I.14:5; T27.II.5:2; T27.V.1:3; T28.IV.10:9; H22.4:4).
Dus, als een lezer/student niet afgestemd is op de betekenis (inhoud), kan Jezus’ vrije woordgebruik (vorm) een groot probleem zijn, vooral als een nauwgezet gebruik van begrippen verwacht wordt. Maar als je aandacht primair gericht is op de inhoud van zijn onderricht, dan hebben de tegenstrijdigheden geen effect op je spirituele vooruitgang. Kenneth heeft deze kwestie uitgebreid besproken in ‘Inconsistentie van vorm en consistentie van inhoud’ (hoofdstuk 2) in Few Choose to listen, Vol.II van The Message of ‘A Course in Miracles’, en zijn cassettebandjes-album ‘Duality as Metaphor’.
Om even terug te komen op jouw voorbeelden … T3.V.6:7 “Je hebt de kennis verloren dat jij zélf een wonder van God bent” illustreert de dichterlijke vrijheid die Jezus soms neemt. Hij maakt de gedachte af die in de voorafgaande uitspraak begonnen is: “Door waarneming boven kennis te verkiezen, heb jij jezelf in een positie gebracht waarin je alleen op je Vader kunt lijken door op een wonderbaarlijke manier waar te nemen” (T3.V.6:6). Als je kunt horen dat Jezus een beroep op je doet en kunt voelen hoe zijn liefde je aantrekt terug te keren naar je natuurlijke staat in het Hart van Liefde, dan maakt het niet uit dat hij de term wonder inconsequent gebruikt. In zin 6 gebruikt hij hem zo gezegd juist, om een correctie van onze verkeerde waarneming aan te duiden; terwijl hij in de volgende zin dezelfde term neemt en er eenvoudigweg een andere draai aan geeft om zijn punt duidelijk te maken, net zoals een dichter-lyricus of toneelschrijver. Dus terwijl zijn terminologie inconsequent kan zijn, is er geen twijfel over wat hij aan ons probeert over te brengen. En dit geldt ook voor de andere voorbeelden die je geeft. Als je je aandacht richt op wat hij wil dat je hoort en leert, zullen de ogenschijnlijke vergissingen in vorm minder belangrijk worden.