Ik voel dat het allemaal illusie is; echter, binnen het spel van de illusie lijkt het soms dat bepaalde gedachten en ego-achtige zaken niet echt van mij zijn en in sommige gevallen van andere entiteiten of ruimtes komen. Wanneer ik dat besef, gaan ze soms weg. Ging Jezus niet naar de woestijn om sommige van dit soort invloeden kwijt te raken? Zegt Een cursus in wonderen eigenlijk iets over dit onderwerp?
Antwoord: Ten eerste: de Bijbel zegt dat Jezus de woestijn in gaat om negatieve krachten kwijt te raken, maar zoals met elk ander verslag van zijn leven, zijn de meeste Bijbelwetenschappers van mening dat er heel, heel weinig in deze verslagen staat dat als feitelijk beschouwd kan worden. Ten tweede: in Een cursus in wonderen ligt grote nadruk op hulp aan ons bij het ontdekken van de macht van onze eigen denkgeest, zodat we kunnen worden genezen van de onjuiste overtuiging dat we overgeleverd zijn aan krachten buiten ons, waarover we geen controle hebben, wat het geloof omvat dat er entiteiten tegen ons praten. Bij het uitvoeren van de strategie van het ego verliezen we in wezen ons ‘hoofd’, denkend dat we slachtoffer zijn van wat ons is aangedaan. En dus bestaat de hulp die Jezus ons geeft – door zijn boodschap en door de oefeningen in de werkboeklessen – eruit, ons te trainen in het geleidelijk meer en meer aanvaarden van verantwoordelijkheid voor onze gedachten en waarnemingen, totdat we tenslotte geen gedachten en wensen hebben die niet volkomen in overeenstemming zijn met de zijne, die volkomen in overeenstemming zijn met die van God.
Jezus noemt nooit het woord demonen, en als hij het woord duivel gebruikt in hoofdstuk 3 van het Tekstboek, zegt hij dat het hele begrip geen zin heeft: “De duivel is een beangstigend denkbeeld omdat hij buitengewoon machtig en buitengewoon actief schijnt. Hij wordt gezien als een kracht die met God in strijd verwikkeld is en Hem het bezit van Zijn scheppingen betwist. De duivel misleidt met leugens en bouwt koninkrijken waarin alles lijnrecht tegengesteld is aan God. En toch trekt hij mensen aan in plaats van ze af te stoten, en zijn ze bereid hem hun zielen te ‘verkopen’ in ruil voor geschenken die geen werkelijke waarde bezitten. Dit is volstrekt onzinnig.” (T3.VII.2:4-8) Jezus vervolgt met zijn correctie van traditionele Bijbelse leringen en verschaft ons dan een nieuwe definitie: “De denkgeest kan het geloof in de afscheiding heel werkelijk en heel beangstigend maken, en dit geloof is de ‘duivel’.” (5:1) Kort gezegd: het ego en alles van het ego is geworteld in onze eigen gedachten en opvattingen – waarvoor wij volledig verantwoordelijk zijn. Dat is waar ons werk als studenten van de Cursus om draait: leren beseffen hoe we ons tegen deze waarheid verdedigen en hoe we onszelf ervoor hoeden ooit in onze denkgeest terug te keren. Jezus traint ons om deze verdedigingen te herkennen, zodat we de angst in onze denkgeest kunnen herkennen die ons liet geloven dat we verdedigingen nodig hebben. Wanneer we in onze denkgeest terug zijn en ons realiseren dat het ego niets anders is dan een verkeerd geloof dat we hebben aanvaard, zullen we eenvoudig lachen om de dwaasheid dat we dat ooit serieus hebben genomen en geloofden dat er krachten en entiteiten zijn die ons negatief kunnen beïnvloeden.
Dus de kern van het onderricht van Jezus is dat we leren om met hem naar ons ego te kijken – niets meer dan dat – gewoon kijken, en als we dat met hem doen, zal er geen angst zijn. De benadering van de Cursus is daarom heel eenvoudig: er is slechts het ego of de Heilige Geest, en het ego berust nergens op.
Ten slotte: daar het ego uiteindelijk slechts een overtuiging is, zal het weggaan wanneer we niet langer waarde hechten aan die overtuiging. Er is geen noodzaak er tegen te vechten of haar te verbannen. Kijk er eenvoudigweg naar met Jezus en lach vriendelijk; zij heeft geen ander bestaan dan ons geloof erin.