Ik heb een vraag over een passage in Een cursus in wonderen die zegt dat er een conflict ontstaat omdat een stem ons vraagt om te gehoorzamen. Als we gehoorzamen, zal er woede ontstaan omdat we ons ertoe gedwongen voelen, en als we niet gehoorzamen, wordt dat deel van de denkgeest geweld aangedaan. In beide gevallen is woede het gevolg. De Cursus zegt dat deze toestand wordt veroorzaakt door een gebrek aan liefde. Mijn vraag gaat over mijn eigen ervaring. Ik heb die stem gewoonlijk niet gehoorzaamd omdat hij op zo’n wrede manier iets eist. Ik voel me heel erg schuldig omdat deze stem me eraan herinnert dat ik iemand heb gekwetst, omdat ik zijn instructies niet heb gevolgd. Wat moet ik denken van die stem die me zegt dat ik het bij het verkeerde eind heb of niet verdien wat ik heb, omdat ik zijn bevel niet heb opgevolgd? Ik moet echt weten of ik iets moet doen om het verkeerde recht te zetten, want ik wil hier wanhopig graag van bevrijdt worden en door vergeving laten vervangen.
Antwoord: De enige stem die op een wrede manier gehoorzaamheid eist, of op welke manier ook een oordeel over je velt, behoort toe aan het ego. Het is een stem die altijd een afspiegeling is van de pijnlijke gevolgen van onze keuze om te geloven dat de afscheiding werkelijk is, dat zo’n overtuiging een zonde is, dat schuld gerechtvaardigd is en straf onvermijdelijk. Dit kan niet worden opgelost door vergelding of een bepaald soort gedrag. Voor een Cursus-student is de enige uitweg uit deze vicieuze cirkel van oordeel en veroordeling de principes van de Cursus zo zorgvuldig en zo consequent mogelijk toe te passen. Je hoeft niets anders ‘doen’. Op die manier luister je op de meest praktische manier naar de Stem van de Heilige Geest, en alleen dit zal je weg van de schuld naar de vrijheid leiden.
De passage waarnaar je verwijst, T2.VI.5, spreekt over het conflict in het verkeerde denken. Het stelt het onjuiste denken niet tegenover het juiste denken. Het beschrijft de waanzin die volgt op de keuze zich met het denksysteem van het ego te vereenzelvigen, en dan te proberen de onvermijdelijke angst te verlichten door het gedrag onder controle te houden, zonder in de denkgeest een andere keuze te maken. Het is een van de manieren waarop het ego zijn deel van de taart probeert te krijgen en ook nog op te eten; de gedachte aan de afscheiding werkelijk te houden, maar zich te ontdoen van de schuld en de angst die ermee gepaard gaan.
De passage stelt dat “het conflict een uiting is van angst” (T2.VI.7.1); met andere woorden: het conflict zegt ons dat we bang geworden zijn. In dezelfde alinea zegt de Cursus verder: “Angst komt voort uit gebrek aan liefde” (T2.VI.7:6). De angst is dus het gevolg van de keuze van de liefde gescheiden te zijn. Tegenstrijdig gedrag en woede zijn het resultaat wanneer we voor de afscheiding kiezen, en ons dan op een ogenschijnlijke liefdevolle manier proberen te gedragen, in de overtuiging dat we op die manier een straffende god zullen bevredigen. Het komt erop neer dat dit allemaal niet werkt. Het enige dat wel werkt is eerlijk te zijn over wat we willen. Het proces waar de Cursus ons doorheen leidt, kan alleen doeltreffend zijn als we elke manier leren herkennen waarop onze gedachten, overtuigingen en handelingen ons tonen welke keuze we in de denkgeest hebben gemaakt om afgescheiden te zijn, en dan inzien welke hoge prijs we daarvoor hebben betaald (alle pijn, leed en conflict die we in ons persoonlijke leven en in de wereld ervaren). Jezus nodigt ons uit ons af te vragen of we deze prijs voor ons individuele, afgescheiden en zinledig bestaan in de wereld werkelijk willen betalen. Dit proces vraagt oefening omdat we zo sterk gehecht zijn aan onze overtuiging dat we als lichaam een identiteit hebben.
De Cursus is duidelijk en onbuigzaam, maar elke vorm van dwang zou totaal niet in overeenstemming zijn met de zachtmoedigheid en liefde van Jezus’ boodschap. Wanneer de Cursus spreekt van “gehoorzamen” aan de wetten van de denkgeest, verwijst hij niet naar een keuze om gehoorzaam te zijn of niet, en dan vooral geen gedwongen gehoorzaamheid. Het betekent dat omdat “ideeën hun bron niet verlaten” (T27.VII.13), een keuze in de denkgeest onvermijdelijk gevolgen zal hebben. Met andere woorden: het gevolg ‘gehoorzaamt’ aan de oorzaak. De keuze voor de afscheiding brengt altijd schuld en angst teweeg. Het versterkt het denksysteem van het ego en het geloof in de identiteit van het lichaam. De keuze voor de correctie van de Heilige Geest (geen dwang) leidt tot vrede, en laat toe dat liefde wordt uitgebreid, en dat versterkt de waarheid van wie we zijn. En dat is uiteindelijk alles wat we waarlijk willen.