Wat betekent de uitdrukking 'weerspiegeling van Liefde'? Als er geen liefde in deze wereld is, hoe kun je dan onderscheiden wat een weerspiegeling van liefde is? Veel studenten van Een cursus in wonderen die ik ken bazuinen rond dat zij liefde ‘uitbreiden’. Dit doen zij door handelingen, daden en gedachten. Dat lijkt niet te zijn wat de Cursus zegt. Als er geen liefde in de wereld is, hoe kun je dan liefde uitbreiden in de wereld? Ik kan begrijpen dat er geen liefde in de wereld is, omdat God Liefde is en God geen weet heeft van deze wereld. Maar dit weerspiegelen lijkt me in de war te brengen. Kun je me helpen?
Antwoord: Het is belangrijk te onthouden dat wanneer de Cursus spreekt over de uitbreiding of de weerspiegeling van liefde, het zich richt tot de denkgeest die kiest zich te identificeren met het deel van de denkgeest dat zich God herinnert, en niet tot het afgescheiden individu dat zich identificeert met het lichaam in de droom. In werkelijkheid kan de Zoon niet afgescheiden van de Vader zijn, en de herinnering van Hem niet uitwissen. Daarom draagt een deel van de denkgeest de herinnering van God in zich. Het is dit deel dat de weerspiegeling van Gods Liefde is. Wanneer de denkgeest ervoor kiest zich te identificeren met deze liefde, stroomt die door de droomfiguur heen en wordt zo uitgebreid. Ze wordt niet beperkt door enige vorm, maar neemt de vorm aan die het meest behulpzaam is in iedere situatie en voor ieder. Dit is geen wilsdaad, noch een keuze van de kant van een individu om specifieke ‘liefdevolle daden’ zoals wij die wel definiëren, te verrichten.
Het is onwaarschijnlijk dat wie zich identificeren met het deel van de denkgeest dat Gods Liefde weerspiegelt, zouden rondbazuinen dat ze liefde ‘uitbreiden’. Als ze dat wel doen, zijn ze zich er hopelijk van bewust dat ‘zij’ niet degenen zijn die dat uitbreiden doen. De figuur in de droom doet niets. Ons wordt niet gevraagd ons oordeel te gebruiken om enige situatie te evalueren, of te bepalen wat wel of geen liefdevolle reactie is. Vergeving is onze functie, zoals de Cursus ons duidelijk en herhaaldelijk in herinnering brengt. Dat wordt beoefend door alle niet liefhebbende gedachten en oordelen die we hebben te herkennen, en aan de Heilige Geest te vragen ze te transformeren. Daarna doen we waar de Cursus ons toe uitnodigt: “Stap zachtjes terzijde en laat genezing voor jou tot stand worden gebracht. Houd slechts één gedachte in je denkgeest vast en verlies die niet uit het oog, hoezeer je ook in de verleiding mag komen over enige situatie te oordelen, en jouw reactie te bepalen door erover te oordelen. Concentreer je aandacht alleen op het volgende: Ik ben niet alleen, en ik wil het verleden niet aan mijn Gast opdringen. Ik heb Hem uitgenodigd en Hij is hier. Ik hoef niets te doen behalve me er niet in te mengen” (T16.I.3:7-12). Als we op dit punt van non-interventie aankomen, dan blijft alleen de weerspiegeling van liefde over.
[Zie ook: V#635 ]