Ik heb een vraag over oordelen. Stel dat ik langs een huis loop met honden achter een hek. De honden blaffen naar me en ik realiseer me dat ze geloven dat ik een bedreiging ben. Toch voel ik me niet verontwaardigd, en wilde dat ze wisten dat ik ze geen kwaad wil doen. Oordeel ik zo toch nog over ze? Is er verschil tussen een ‘mechanisch oordeel’ en een op emotie gebaseerd oordeel? Is een ‘mechanisch oordeel’ hetzelfde als verontwaardiging, zelfs als ik geen boosaardigheid voel? Hoe dien ik dit soort onderscheidingen in oordeel te bezien?
Antwoord: Het soort oordelen waar Een cursus in wonderen zich vrijwel uitsluitend op richt zijn oordelen waarin wij onszelf of iemand anders op de een of andere manier veroordelen, of oordelen die veronderstellen dat wij alles weten en daarom over alles geldige conclusies kunnen trekken. Als je merkt dat je vasthoudt aan je gelijk, of als je je superieur of inferieur voelt, beter of slechter dan iemand anders – dergelijke vergelijkende oordelen – dan heb je je ingelaten met het soort oordelen dat met het proces van vergeving benaderd moet worden, omdat je waarneming gebaseerd is op afscheiding. Als je geen verontwaardiging voelt, als je er geen investering in hebt of de honden jouw uitnodiging aanvaarden om zich met jou te verbinden, en je voelt alleen vriendelijkheid en compassie voor ze, dan heb je niet geoordeeld. Simpelweg de situatie taxeren, d.w.z. dat de honden door jou bedreigd worden hoewel jij geen kwaad met ze in de zin hebt, is niet het soort oordeel waarvoor Jezus wil dat we waakzaam zijn.
We zijn allemaal altijd bezig met oordelen: bijvoorbeeld beoordelen wat we aan zullen trekken gezien de weersverwachting; welke route we zullen nemen om op tijd op onze bestemming te komen; naar welke dokter we zullen gaan, enz. We kunnen oordelen niet vermijden en Jezus zegt ons nooit om niet te oordelen. Zijn nadruk ligt altijd op het veranderen van leraar: van het ego naar hem of de Heilige Geest. Dat brengt ons in een positie waarin oordelen via ons, in plaats van door ons kan plaatsvinden (H10.2:7). En dit betekent dat we vrij zijn van aanval- en afscheidingsgedachten, en onze belangen niet als gescheiden van die van anderen zien.