Ik lijd aan een dissociatieve stoornis, wat betekent dat ik in tijden van stress of angst ervaar dat ik gespleten ben, waarbij, zolang de episode duurt, alleen een deel van mij aanwezig is. Wat ik begrijp is dat ik dissocieer in de droom van dissociatie, en dat mijn afgesplitste egozelf in de droom verder dissocieert. Het lijkt dat wanneer ik angst of schuld ervaar ik die dan ‘aanpak’ door verdere dissociatie, in plaats van de gevoelens die té pijnlijk zijn om onder ogen te zien aan te pakken.
Tot nu toe is mijn ‘oplossing’ geweest om buitengewoon open te zijn tegenover mijn ‘onacceptabele’ gedachten en gevoelens, die ik met de persoon deel die dan bij me is, in de hoop dat ik daardoor het label ‘onacceptabel’ dat ik erop geplakt had verjaag, en ten volle in de situatie aanwezig blijf. Maar dit zorgt er meestal voor dat ik me alleen maar schuldiger voel, vooral wanneer de ‘onacceptabele’ gedachten die persoon beoordelen en kwetsend voor hem zijn, wat vaak het geval is.
Onlangs kwam ik erop dat de reden om te dissociëren bij aanwezigheid van anderen is dat ik ze ervaar als verschillend van mij, en daarom een bedreiging voor mij. En dat deze ervaring me herinnert aan het oorspronkelijke verschil (het verschil tussen mijzelf en God dat ik tot werkelijkheid heb gemaakt), en alle schuld en angst die ik hiermee associeer. Dus door anderen te vermijden, probeer ik het aanpakken van mijn schuld en angst te vermijden.
Ben ik op het goede spoor? Is het nodig dat ik probeer met deze stoornis om te gaan door meer tijd onder de mensen te besteden, en mezelf te plaatsen in situaties die ik beangstigend vind, waar ik waarschijnlijk dissocieer? Of is het genoeg dat ik om hulp vraag bij mijn poging anderen als gelijk aan mijzelf te zien, en me hiervan bewust te zijn wanneer ik bij anderen ben?
Ik heb geaarzeld met deze vraag stellen, omdat het tamelijk klinisch lijkt en duidelijk een psychiatrische stoornis is waarvoor ik behandeling heb gezocht, hoewel zonder veel verbetering. Ik bestudeer Een cursus in wonderen al een aantal jaren, en het is het enige dat me ooit echt geholpen heeft.
Antwoord: Ja, je bent op het goede spoor. In feite geldt voor ons allemaal dat ieder ander een symbool van onze eigen schuld en angst is, hoewel de vorm waarin we die gevoelens ervaren van persoon tot persoon verschillen. Bovendien zijn ons eigen zelf en ons lichaam symbolen van die schuld en angst.
Laten we het proces nagaan vanaf het begin tot waar we nu zijn. Eerst geloofden we, als één Zoon, dwaas genoeg dat we ons konden distantiëren van God, dat wil zeggen onze associatie met Hem konden beëindigen, zodat we op onszelf konden zijn. Om onszelf te overtuigen dat we dat echt gedaan hadden, maakten we schuld in onze denkgeest tot werkelijkheid, en beweerden dat dissociatie aanval inhoudt. Vervolgens moesten we ons ook distantiëren van de schuld, want die leek té pijnlijk. Elke dissociatie lijkt een andere ‘ander’ te creëren – iemand anders buiten het nieuw gedefinieerde zelf dat we als onszelf zien – een ander om bang voor te zijn en ons schuldig over te voelen, want die ‘anderen’ zijn letterlijk gemaakt van onze eigen ontkende schuld en angst (Deel I van Ken Wapnicks 2-delige set De boodschap van Een cursus in wonderen, Allen zijn geroepen vooral de hoofdstukken 2 en 4, en ook de twee audio sets Separation and Forgiveness: The Four Splits and Their Undoing, en The Four Splits of Separation Revisited, geven een dieper gaande voorstelling van deze reeks dissociatiestappen en de daarmee gepaard gaande projecties).
De massale dissociatie in onze denkgeest die leek te leiden tot een wereld en ontelbare ‘anderen’ om te vrezen en ons schuldig over te voelen, kroonde onze dissociatieprestatie. Maar het dissociatieproces hoeft hier niet te stoppen, zoals je gemerkt hebt. Want het kan lijken dat het zelf, dat we met algemene instemming gedefinieerd hebben als de laatste dissociatie – het schijnbaar ‘stabiele’ individuele zelf met een afzonderlijk lichaam (zie V#165 en V#609 voor verdere bespreking van dit proces in verband met dissociatiestoornissen) –, verdere dissociatie kan ervaren binnen zijn willekeurig gedefinieerde grenzen, en in nog meer fragmenten kan lijken te splitsen. Uiteindelijk is er geen natuurlijke grens in de denkgeest – álle grenzen zijn onnatuurlijk!
En dus leven we ons zogenaamde leven als een afgescheiden, individueel zelf, en geloven dat er anderen buiten onszelf zijn die ons kunnen kwetsen en die wij kunnen kwetsen, zonder ooit te beseffen dat we simpelweg kijken naar al onze gedissocieerde zelven, in de spiegel die we, misleidend, de buitenwereld hebben genoemd. En vervolgens zoeken of vermijden we speciale relaties met anderen ‘daarbuiten’ om ons te helpen omgaan met de pijn en die te verzachten; de pijn die we nog steeds met ons meedragen, maar die we ontkennen. We realiseren ons nooit dat het ons eigen geïntegreerde, schuldeloze zelf is waar we allen uiteindelijk naar verlangen. Maar elk afgesplitst deel van onszelf, of het nu fysiek van ons afgescheiden lijkt dan wel simpelweg rondspookt in een schijnbaar afgescheiden deel van onze denkgeest, is gemaakt vanuit onze eigen schuld en angst. En bijgevolg zijn het voor ons alleen maar schuld en angst die door ieder gedissocieerd deel vertegenwoordigd of gesymboliseerd kunnen worden, zolang we bij de leraar van dissociatie en schuld en angst blijven.
Hoewel jouw dissociatieprocessen in sommige opzichten extremer lijken dan wat de meeste andere mensen ervaren en resulteren in een klinische diagnose, zijn ze niet echt anders. Alleen maar omdat dit een wereld is die gebaseerd is op verschillen, is er een behoefte om sommigen van ons te zien als behept met dissociatiestoornissen – zodat we nooit zullen erkennen dat we die allemaal hebben. Het ego is erg slim in dit opzicht (zie V#671 voor verdere bespreking van het ego arsenaal aan misleidende trucjes). In zekere zin ben jij je meer dan anderen bewust van wat je denkgeest doet, inclusief al zijn pogingen om door dissociatie of compartimentalisatie de pijnlijke, schuldige en angstige gedachten in je denkgeest af te sluiten.
Het probleem met al onze dissociatieve verdedigingen is natuurlijk dat zij niets doen aan onze overtuiging in de werkelijkheid van schuld en angst. In feite versterken zij die overtuiging: “Alle verdedigingen doen juist wat ze geacht worden te verdedigen”, zoals Jezus duidelijk maakt (T17.IV.7:1). En alhoewel jouw ‘oplossing’ voor het erkennen van jouw onacceptabele gedachten en gevoelens ten opzichte van de ander een stap in de goede richting lijkt, werkt het waarschijnlijk niet, zoals je gemerkt hebt, omdat jullie beiden nog steeds geloven in en geïdentificeerd zijn met het egodenksysteem. Degene met wie we deze angstige, schuldbeladen gedachten willen delen is Jezus, want hij is degene die weet dat ze niet werkelijk zijn.
Nu is Jezus ook een ‘ander’ die we, samen met de Heilige Geest, gedissocieerd hebben van ons zelf. Maar hij kan voor ons iets anders dan schuld en angst vertegenwoordigen, als we bereid zijn hem dat toe te staan. Want zolang we geloven dat schuld werkelijk is, hebben we behoefte aan een ‘ander’ die van onszelf lijkt te verschillen, om ons eraan te herinneren dat we het mis hebben aangaande onszelf. In een relatie met hem kan de bevrijding van onze schuld en angsten ervaren worden, als deel van een integraal proces dat het ons mogelijk maakt te herkennen dat we allen hetzelfde zijn, eerst als ego’s die geloven in de macht van dissociatie, en tenslotte als de ene schuldeloze Zoon die weet dat er niets te vrezen valt, want er bevindt zich echt niets buiten ons geïntegreerde, hele Zelf.
Om dit proces van integratie, of vergeving, te laten gebeuren, is het niet nodig dat je anderen opzoekt die je dissociaties aan het licht brengen. Deze ervaringen zullen plaats gaan vinden als je eraan toe bent om meer van je innerlijke schuld en angst los te laten. Ze kunnen deel uitmaken van een zachtaardig proces, waar je niet zelf de verantwoordelijkheid voor hoeft te nemen. Jouw deel zal eenvoudig zijn kijken naar je weerstand tegen het vertrouwen dat je nooit door je innerlijke Gids in de steek zult worden gelaten als jouw schuld en angst aan de oppervlakte komen, hoewel je vaak in de verleiding zult komen Hem door middel van dissociatie te verlaten. Wanneer de angst te groot wordt en je merkt dat je terugvalt op vertrouwde verdedigingsmechanismen, is het niet nodig jezelf te veroordelen – je werd gewoon bang – en Jezus zal je daar nooit om veroordelen. En als jouw relatie met hem na verloop van tijd groeit, zul je merken dat je steeds meer bereid bent jezelf te associëren met de liefde die hij jou altijd biedt, en mij, en ieder ander, zolang we nog geloven dat er iemand anders is.
Je noemt trouwens dat je behandeld bent voor je aandoening, maar het is niet duidelijk of je nog steeds enige vorm van behandeling hebt. Er is echt niets in de Cursus dat therapie zou afraden, en het kan echt waarde hebben om een vorm van professionele hulp op te zoeken, terwijl je tegelijkertijd doorgaat met je innerlijke werk. En het is helemaal niet nodig dat de therapeut bekend is met Een cursus in wonderen. Een degelijke achtergrond in het omgaan met dissociatiestoornissen is een van de belangrijkste criteria voor het kiezen van een therapeut.