Ik was aan het schaken op de computer en dacht opeens dat ik daarmee mijn leven aan het verspillen was: ik ben niet spiritueel genoeg. Aan de andere kant denk ik dat ik het goed doe omdat ik veel tijd met mijn kinderen doorbreng. Ik ben me ervan bewust dat dit ego-valstrikken zijn, maar ik denk dat er een idee onder ligt dat ik wereldse dingen moet opofferen om voldoende los te laten om het ego ongedaan te maken. Dit vooral in het licht van passages uit de Cursus die lijken te zeggen dat als we onze functie niet vervullen, ons leven inderdaad verspild is. Dat jaagt me angst aan. Wat betekent het: je functie vervullen? Vervul ik mijn functie als ik merk dat ik kwaad word op mezelf omdat ik op de computer speel? Is het mogelijk om je functie maar een beetje te vervullen, of voor korte tijd, tot het weer mis gaat? Ik heb altijd het gevoel dat ik beoordeeld word!!!
Antwoord: Die laatste uitspraak is heel belangrijk: ‘Ik heb altijd het gevoel dat ik beoordeeld word’ – dat zegt een goed gezond ego! Daar wil je naar kijken, want het duidt erop dat je bij de studie van Een cursus in wonderen door het ego wordt geleid. Schuld vervormt. Daarom wordt er in de Cursus zoveel nadruk op gelegd om de duisternis naar het licht te brengen. Hierin ligt jouw functie: je schuld naar de aanwezigheid van liefde brengen in je juist-gerichte denkgeest, of naar je schuld kijken met genezende ogen van liefde. En dat kun je doen of je nu schaak speelt op de computer of tijd met je kinderen doorbrengt. Het gaat niet om de vorm – het gaat om de inhoud. Je kunt met of zonder schuldgevoelens schaak spelen; je kunt met of zonder schuldgevoelens met je kinderen spelen. Het gaat er altijd om wie je in je denkgeest op voorhand als leraar hebt gekozen.
Dat is de boodschap van twee belangrijke paragrafen van het Tekstboek: “Het bepalen van het doel” (T17.VI) en “De consistentie van middel en doel” (T20.VII). Eerst beslissen we welk doel we willen bereiken: bijvoorbeeld vrede, of inzien dat onze belangen door ieder ander worden gedeeld. Dan wordt de activiteit gezien als het middel om dit doel te bereiken. De activiteit zelf (de vorm) heeft geen belang. Alleen de inhoud verschaft de betekenis voor jou. Het is dus niet van belang wat je doet, maar welk doel je eraan hebt gegeven – met wie je het doet, met het ego of met Jezus. Er is geen hiërarchie van illusies: het is niet zo dat sommige activiteiten ‘goed’ en andere ‘slecht’ voor ons zijn; sommige heilig en andere onheilig. De wereld is niet het probleem; daarom hoeven we niets op te offeren. Als we de vrede van God werkelijk willen, dan bekijken we hoe we dingen in de wereld gebruiken om die vrede in de weg te staan en vragen dan om hulp om ze te gebruiken om die belemmeringen ongedaan te maken.
Dit is de essentie van wat Jezus in “De speciale functie” bespreekt, waar hij ons zegt: “Vergeving is de enige functie die betekenis heeft in de tijd” (T25.VI.5:3). Het gaat erom te kiezen tegen het doel dat het ego voor ons lichaam en onze relaties heeft (afscheiding en speciaalheid), en vóór dat van de Heilige Geest (vergeving en vrede). De Cursus traint er ons voortdurend in naar binnen te kijken en onze aandacht te richten op het doel dat we steeds aan de interacties en activiteiten in ons leven geven. En gelukkig zijn er maar twee keuzes mogelijk, waarvan er slechts één de afscheiding ongedaan maakt, ons vrede brengt en ons naar huis leidt.
Het is heel normaal dat je niet consequent bent tijdens dit proces waarbij je van buiten naar binnen verschuift, en van het doel van het ego naar dat van de Heilige Geest. We hebben gigantische angst voor de gevolgen als we ons ego loslaten, en dus springen we heen en weer. Maar naarmate we de vrede en rust in onze denkgeest steeds meer ervaren omdat we vergeven, worden we gemotiveerd om er steeds vaker voor te kiezen. Het zal ons dan steeds meer opvallen dat we ons onbehaaglijk voelen als we in de onjuist-gerichte denkgeest zijn, en dit kunnen we ervaren als een soort druk van buiten om beter ons best te doen. Het komt erop neer dat we minder ontkennen, en dan komt de pijn die er altijd is geweest, in ons bewustzijn. Jezus oefent nooit druk uit of neemt strafmaatregelen – dat doet de Jezus van het ego. Ons ego, dat maar al te graag ons werk met de Cursus ondermijnt, verleidt ons ertoe de zachtaardige boodschap van vergeving die Jezus brengt te vervormen tot een dreigende boodschap van oordeel. Hoe meer inzicht we hebben in die inmenging, hoe meer we gewoon kunnen glimlachen om de dwaasheid ervan en toelaten dat de niet-oordelende, troostende aanwezigheid van liefde in onze denkgeest de bron wordt van al wat we doen.