De traditionele psychotherapie en Een cursus in wonderen lijken een verschillende definitie van de term ego te geven. Ik ben sinds twee jaar in therapie en mijn therapeut werkt met mij om een ego op te bouwen. Ze zegt me dat ik eerst een ego moet krijgen voor ik dat kan opgeven. Het lijkt of wat zij als ego omschrijft en dat waar Jezus over spreekt twee verschillende zaken zijn, maar ik ben er niet helemaal zeker van hoe ik ze precies moet onderscheiden.
Antwoord: De term ego wordt dankzij Sigmund Freud door allerlei therapeuten gebruikt. Freud heeft de menselijke persoonlijkheid in drie delen opgedeeld: het id, het ego en het superego. Volgens deze theorie werkt het id op het principe van de lustbeleving en zoekt onmiddellijke bevrediging voor onze instinctieve behoeften. Het superego is onze innerlijke, morele censor die het id onderdrukt. En het ego bemiddelt tussen het id, het superego en de buitenwereld, en probeert de middelen te vinden om ons op een sociaal aanvaardbare manier uit te drukken. Het ego is het bewuste deel van de psyche – in principe de persoonlijkheid waarmee we ons identificeren.
De therapeuten van vandaag die over het ego spreken, bekijken de psyche niet noodzakelijk vanuit een freudiaans standpunt. Ze hebben wel grotendeels de gewoonte aangenomen het woord ego kortweg te gebruiken voor onze individuele persoonlijkheid en identiteit. Het doel van de meeste therapeuten is anderen bij te staan om een gezondere persoon te worden – en ze te helpen zich in deze wereld meer op hun gemak te voelen en beter te functioneren. We kunnen dus zeggen dat ze hun cliënten of patiënten helpen een gezond ego te ontwikkelen.
Wanneer Jezus in de Cursus over het ego spreekt, heeft hij het in principe over de gehele menselijke psyche, bewust en onbewust. Hij zegt ons dat de persoon die we denken te zijn een onecht zelf is, ontstaan uit onze verkeerde overtuiging dat we een substituut kunnen maken voor onze ware identiteit als Gods geliefde Zoon. Het gaat er in Een cursus in wonderen dus om in te zien dat we gelukkiger zouden zijn als we onze greep op het ego loslaten en in zijn plaats de Heilige Geest zouden omarmen. Voor vele Cursusstudenten doet het begrip ego dan ook een duister belletje rinkelen – waardoor het idee om een gezond ego te ontwikkelen tegenstrijdig, zo niet regelrecht angstaanjagend klinkt. Maar dit is het gevolg van een misverstand. De Cursus moedigt ons aan om in deze wereld te leven, maar te weten dat we niet van deze wereld zijn. En om dat te doen, is er ego-kracht nodig. Géén gezond ego ontwikkelen staat voor angst, en die moet afgeleerd worden, willen we ooit voorbij angst naar de aanvaarding van Gods Liefde gaan.
Dus verre van het ego tot vijand te maken, wil Jezus dat we het vergeven (en dus onszelf vergeven) als een eerste stap om eraan voorbij te gaan. Ook al wil Jezus uiteindelijk dat we het ego loslaten, hij is de eerste om ermee in te stemmen dat we niet voorbij het ego kunnen gaan als we het niet eerst zien voor wat het is en er vrede mee sluiten. Als een gedegen therapeut vraagt hij ons dus er gewoon naar te kijken – en onze ervaring dat we een ego zijn (wat in deze droom alles lijkt te zijn wat we zijn) te veranderen in een klaslokaal waarin we elke dag steeds meer over onszelf leren.
De Cursus en de meeste vormen van therapie volgen elk hun weg; dat wil zeggen dat het uiteindelijke doel van de therapie gewoonlijk is in deze wereld met jezelf in vrede te zijn, terwijl het in de Cursus maar een stap is op weg naar het ontwaken. Maar ondanks deze fundamentele verschillen en die in het taalgebruik, is er zeker geen diepgeworteld conflict tussen de Cursus en het therapieproces. Het is voor de Cursusstudent gewoon belangrijk dat ze voor ogen houden dat de therapie een middel is naar een doel toe en niet het doel zelf.