Ik heb een vraag over lichtjes. Ik bestudeer de Cursus nog maar heel kort (ongeveer zeven maanden), en ik zie nu al schouwspelen van licht als ik mediteer. Ik heb dit nog nooit eerder ervaren en voel me niet op mijn gemak. Hoewel ik me heel vredig voel, kan ik nog steeds naar de oogarts rennen om te laten nakijken of ik geen glaucoom of zoiets heb! Ik heb nog steeds geen licht gezien rond de randen van voorwerpen of wat ook hier in de wereld van vorm, maar wanneer ik ga liggen begint de show! Mijn vraag is eigenlijk dit: is het niet te vroeg voor mij om zoiets te zien? Soms is het wat beangstigend en ik weet niet of het echt is of op de een of andere manier gewoon iets van mijn verbeelding. Waarom zou ik deze momenten hebben nadat ik nog maar pas met de studie van Een cursus in wonderen ben begonnen, terwijl anderen na jarenlang trouw beoefenen van de Cursus deze ervaringen niet lijken te hebben?
Antwoord: Het licht dat je ziet is op zichzelf neutraal, net zoals alles in de wereld van waarneming als we het eenmaal werkelijk hebben gemaakt in onze denkgeest. De waarde ervan wordt bepaald door de interpretatie die jij eraan geeft, en dat hangt uitsluitend af van welke leraar jij kiest om het betekenis te geven.
Als je je tot het ego wendt dan zie je het licht als bewijs van je speciaalheid, een interpretatie waar je reeds mee in contact bent gekomen wanneer je gelooft dat het je op de een of andere manier anders – mogelijk zelfs beter – maakt dan andere studenten die de Cursus al veel langer bestuderen. Tussen haakjes: hoewel de bewoordingen van Les 15 lijken te suggereren dat een resultaat van het beoefenen van de principes van de Cursus is dat je ervaringen van licht hebt, vind je wellicht dat de bespreking van dit soort verschijnselen in V#218 en V#339 behulpzame verduidelijking verschaft. Dus of iemand vroeg of laat in zijn werken met de Cursus lichtepisoden ervaart, of helemaal niet, is uiteindelijk niet relevant voor het echte doel van de Cursus. Het echte doel is ons te leren hoe we onze investering in het ego en zijn denksysteem van afscheiding en verschillen ongedaan kunnen maken, door de beoefening van vergeving – het loslaten van al onze oordelen.
Als je je tot de Heilige Geest wendt in je juist gerichte denkgeest, dan kunnen je lichtervaringen symbolen worden die je eraan herinneren dat alle waarneming uiteindelijk illusoir is. Dat kan, tenminste gedeeltelijk, zijn wat je zo beangstigend vindt van je ervaring, want de ogenschijnlijk uiterlijke wereld van je waarneming is niet meer of minder iets van je verbeelding dan de flitsen van licht en schitterende vonken die je ziet gedurende je meditaties met de werkboeklessen. Het licht kan ook het kleine beetje bereidheid symboliseren dat nodig is om de duisternis van het egodenksysteem van zonde en schuld weg te schijnen, door er direct naar te kijken en erdoorheen te zien (bijvoorbeeld T11.In.3). En wanneer het gezien wordt door de visie van de Heilige Geest, kan het ook een symbool zijn voor het vormloze licht en de liefde die onze werkelijkheid is als Gods Zoon, een uitbreiding van Zijn volmaakte Liefde (bijvoorbeeld T12.VI.7:2,3).
Misschien is het belangrijkste wat je dient te onthouden over je ervaringen dat niets in de wereld van waarneming op zichzelf van enige waarde is. Als de ervaringen voor onbepaalde tijd doorgaan geniet er eenvoudig van zonder er een punt van te maken. En als ze ophouden is niets van waarde verloren gegaan.