DE GESCHIEDENIS VAN DE MANUSCRIPTEN VAN EEN CURSUS IN WONDEREN
Kenneth Wapnick, Ph.D.

Inleiding
Zoals hieronder gedetailleerder wordt beschreven, zijn er onlangs toestanden ontstaan rondom de eerdere manuscripten van Een cursus in wonderen. Dat maakt deze uitleg van de geschiedenis van de Cursus noodzakelijk, en wel vanaf Helen Schucmans notitieboeken tot aan de publicatie ervan in 1976. De lezer ziet een bewerkte en uitgebreide transcriptie van een gedeelte van een workshop die in 2007 in Atlanta werd gehouden, waarin deze kwestie rechtstreeks aan de orde werd gesteld in antwoord op een vraag van een deelnemer. Veel van wat ik zal zeggen is al besproken in mijn boek Absence from Felicity; the Story of Helen Schucman and Her Scribing ofA Course in Miracles’. Toch hoop ik dat dit verder behulpzaam zal zijn om vragen te beantwoorden, misverstanden te corrigeren en welke zorgen ook te verminderen die studenten mogelijk hebben over de Cursus die zij aan het lezen zijn – de Cursus die door Helen zelf geautoriseerd is en gepubliceerd door de Foundation for Inner Peace. De volledige workshop is beschikbaar op CD en MP3 en te bestellen bij de stichting Miracles in Contact: miraclesincontact.nl.

Een overzicht van het neerschrijven van de Cursus
Laat me beginnen met een kort overzicht van hoe de Cursus werd geschreven, en hoe hetgeen Helen noteerde resulteerde in de boeken die we hebben. Hiermee begint het proces om de opgeworpen vragen aan de orde te stellen, vragen die grotendeels op onjuiste informatie gebaseerd zijn.

Toen Helen in oktober 1965 begon met het noteren van de Cursus, schreef ze op wat ze hoorde. Een van de misvattingen of mythes rondom haar opschrijving is dat dit de eerste keer was dat Helen een innerlijke stem had gehoord. Dat is niet het geval. Zij had Jezus’ stem gedurende tenminste het laatste deel van de zomer gehoord, en haar ervaring was duidelijk dat dit Jezus was. Ik moet trouwens zeggen, dat hoewel Helen zei dat ze een innerlijke stem hoorde, de traditionele manier om dit soort ervaringen te beschrijven, ze me jaren later vertelde dat de beleving dichter lag bij woorden zien in gedachten, en dan opschrijven wat ze ‘zag’.

De eerdere boodschappen, voorafgaand aan de Cursus, gingen er vooral om haar te helpen omgaan met de situatie van een naaste collega, die stervende was aan een hersentumor en later overleed. Helen noteerde deze boodschappen in snelschrift, in steno-notitieboeken. Ze had steno geleerd toen ze op de universiteit zat en haar eigen versie ontwikkeld, die gedeeltelijk een combinatie was van Gregg en Pitman, de twee belangrijkste stenomethoden.

De volgende dag, wanneer zij en Bill maar even tijd hadden in hun toenmalige zeer drukke werkschema, dicteerde zij aan Bill wat aan haar gedicteerd was, en hij typte dat dan uit. Later zei Bill bij wijze van grap, dat hij het uittypte met één hand aan de schrijfmachine (dit was vóór het computertijdperk) en met de andere hand Helen overeindhoudend, omdat ze zo zenuwachtig was. Wanneer ze het Bill voorlas, begon ze soms te stotteren of verloor haar stem. Ze was altijd een uitstekende spreker, dus dit was beslist niet kenmerkend voor haar.

In de eerste paar weken van het neerschrijven van het dictaat, ruwweg het materiaal tot en met hoofdstuk 4 en 5 van het Tekstboek, was het dicteren veel persoonlijker dan later het geval was. Het was alsof Helen en Jezus op de zitbank in haar woonkamer een gesprek zaten te voeren. Helen stelde vragen die Jezus beantwoordde, en er waren ook correcties van haar onjuiste horen, wat zij, Bill en ik later ‘opschrijvingsfouten’ noemden.

De Cursus begon echt toen Jezus zei: `Dit is een cursus in wonderen. Maak alsjeblieft aantekeningen. Het eerste en fundamentele punt om over wonderen te onthouden is dat ze geen rangorde naar moeilijkheid kennen.´ Zo begint het niet in de gepubliceerde versie. Op een gegeven moment tijdens het neerschrijven klaagde Helen tegen Jezus dat hij een betere inleiding nodig had. Feitelijk zei ze: ´Weet je, wie gaat er nu een boek beginnen met ‘Wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid’!” Dus schreef ze enkele dingen op die metamorfoseerden tot de huidige inleiding.

Typerend was, dat Helen een wonderprincipe opschreef en dat er dan een heleboel discussie over ontstond, inclusief de bovengenoemde vragen. Die bevatten ook dingen die Bill in gedachten had en waarvan hij Helen gevraagd had om die namens hem te stellen. Veel materiaal dat in deze tijd doorkwam was duidelijk niet voor publicatie bestemd. Het was bedoeld om Helen persoonlijk te helpen, en om Helen en Bill met hun relatie te helpen. Het verstoorde aspect van die relatie was de oorspronkelijke stimulans voor het doorkomen van de Cursus. Het materiaal was ook gericht op Helens relatie met haar man, Louis, en Bills relatie met zijn vrienden (Bill was homoseksueel en is nooit getrouwd).

Aanvullend werd er materiaal gegeven om Helen en Bill te helpen de kloof te overbruggen tussen de psychologie die in de Cursus werd geboden en de psychologie die zij beiden kenden, die in beginsel Freudiaans was. De psychologie van Een cursus in wonderen is in sterke mate psychoanalytisch, maar wijkt significant af van wat Freud op veel specifieke punten leerde, zij het niet wat betreft de algemene contouren of dynamiek van het egodenksysteem. Er was dus enig materiaal over Freud en andere psychologen, zoals Jung en Rank.

Er was ook wat discussie over Edgar Cayce, omdat Bill in die tijd nogal in hem geïnteresseerd was. In feite oefende hij druk op Helen uit om enkele werken van Cayce te lezen. Bovendien bezochten ze samen de Association for Research and Enlightment in Virginia Beach, het instituut dat Cayce had opgericht. Edgar Cayce was al overleden, maar Helen en Bill ontmoetten zijn zoon, Hugh Lynn Cayce, die het leiderschap van de A.R.E. had overgenomen.

Tot slot was er, naast andere onderwerpen, materiaal over seksualiteit, statistiek en zwakbegaafdheid; de laatste twee waren belangrijke interessegebieden van Helen.

Om een aantal redenen hoorde niets van dit materiaal in de gepubliceerde versie. Ten eerste was veel ervan persoonlijk voor Helen en Bill bedoeld, en had niets van doen met de leringen van Een cursus in wonderen. En misschien nog belangrijker: Helen was notoir onnauwkeurig als haar eigen ego erbij betrokken was. Een groot deel van dit vroege materiaal was door Helen ingekleurd. Ze was echter ongelooflijk nauwkeurig als haar ego niet in de weg zat, en daarom is de zuivere leer van de Cursus wat hij is. Je zou je bijvoorbeeld nooit kunnen voorstellen dat Jezus over seks zegt wat in de Urtekst staat. Niet dat daar zoiets verschrikkelijks staat, maar het weerspiegelt duidelijk Helens eigen waarden en vooroordelen. Ik kom hier later op terug. Het materiaal over Freud is een heel stuk gewichtiger gemaakt in het voordeel van Freud – Jung komt er niet zo goed af. Helen hield niet van Jung, en Bill ook niet; ze wisten niet veel over hem en zijn werk maar ze hielden niet van hem. En dus wordt het duidelijk, wanneer je deze commentaren op Freud en Jung leest, dat er duidelijke vertekeningen in het spel zijn.

Een ander belangrijk punt is dat wanneer de boodschappen die Helen opschreef te maken hadden met iets specifieks in de wereld, ze vaak fout waren. Een van de mythen rond Helen en de opschrijving is dat alles wat Helen hoorde van Jezus moest zijn, en daarom als heilig beschouwd zou moeten worden; niet al te verschillend van het fundamentalistisch standpunt omtrent de nimmer falende aard van elk woord in de Bijbel. Niets kan verder van de waarheid verwijderd zijn als het om de Cursus gaat. Helen geloofde niet dat de woorden die zij noteerde heilig waren; noch deed Bill dat (of ik wat dat betreft). Aan het slot zal ik bespreken wat als heilig behandeld moet worden.

In elk geval begonnen na de eerste paar weken Helens ervaringen te veranderen. In plaats van een gesprek, werd het dictaat in wezen regelrechte voordracht, alsof Jezus op een podium stond te spreken, en Helen, zijn toegewijde student in de zaal, alles wat hij zei aan het opschrijven was. Wannneer je het Tekstboek leest vanaf hoofdstuk 4 en 5, kun je een daadwerkelijk verschil in schrijfstijl zien: meer vloeiend, minder inconsistent in de taal. Het geschrevene wordt ook in toenemende mate fraaier, een weerspiegeling van Helens liefde voor Shakespeare. Vanaf ongeveer hoofdstuk 16 is er een toenemend aantal passages in versvorm, en de laatste twee hoofdstukken zijn geheel in jambische pentamer. In het begin wist Helen dit niet, maar na een tijdje realiseerde zij zich dat de woorden in een bepaald ritme kwamen. Vanaf les 99 is het hele Werkboek, inclusief nogal prozaïsche instructies, in blank vers (d.w.z. rijmloze poëzie). Tenslotte: delen van het Handboek zijn blank vers, net als delen van de twee brochures die later werden doorgegeven (Psychotherapie: doel, proces en praktijk; Het lied van het gebed). Met andere woorden: naarmate Helens horen helderder werd, werd het geschrevene helderder en fraaier.

Een van de voorbeelden die ik in het verleden heb gebruikt om de vroege weken van de opschrijving te beschrijven is dat als je in het Noordoosten of het Midden-Westen van de V.S. woont en op vakantie gaat en het water afsluit, dat je dan, als je terugkomt en het weer aanzet, heel vaak roest krijgt omdat de leidingen oud zijn. Je moet het water een tijdje laten lopen totdat de roest is doorgespoeld, en dan is het water weer helder. In zekere zin leek Helens horen daarop. Ze had een visioen, voordat de Cursus door haar heen kwam, waarin zij zichzelf op een strand zag met een boot, en het was haar taak om die boot in het water te krijgen. Er kwam een vreemdeling aan, die ze later als Jezus identificeerde, om haar te helpen. Toen zij in de boot iets zag liggen wat zij als een oud zend-en-ontvangsttoestel beschreef, zei Helen tegen hem: “Misschien kan dit helpen”. Maar hij antwoordde: “Nee, je bent er nog niet aan toe om dit te gebruiken”. Terugblikkend vatte Helen dit op als een verwijzing naar de Cursus, die nog niet begonnen was. Zij was dat ‘oude zend-en-ontvangstoestel’, maar haar uitrusting was nog verstrikt in zeewier, om de scheepsmetafoor maar even aan te houden.

Helen noteerde het Tekstboek in ongeveer drie jaar (1965-1968). Negen maanden gingen voorbij en ze begon het Werkboek te noteren (1969), en een paar maanden nadat het Werkboek was voltooid (1971) kwam het Handboek voor leraren, dat eindigde in september 1972, bijna zeven jaar nadat ze de opschrijving begonnen was.

De redactie
Helen, Bill en ik noemden Bills eerste typewerk de Urtekst, naar het Duitse woord ‘ur’, dat ‘oorspronkelijk’ betekent. Het woord is gaan verwijzen naar elk origineel manuscript. Bill las aan Helen terug wat hij had getypt om er zeker van te zijn dat ze elk woord goed hadden. Er waren keren dat Helen niet alles in de notitieboeken aan Bill voorlas, omdat ze wist, zoals ze me later vertelde, dat het er niet in hoorde. En soms dicteerde ze direct iets aan Bill wat niet in de notitieboeken stond. Ik noem dit om te benadrukken dat zij niet ieder woord als heilig beschouwde. Het was voor haar overduidelijk dat een groot deel van dit vroege materiaal persoonlijk was, en het was ook duidelijk voor haar dat zij soms in de weg zat. Nogmaals, het vroege schrijfwerk was onbeholpen en inconsistent. Eén voorbeeld hiervan is dat Helen opschreef: “Wonderen zijn spinnenwebben van staal”. Jezus zei toen tegen haar: “Dat is niet wat ik zei”, en corrigeerde het. Dat soort dingen gebeurden vaak, want in het begin was het neerschrijven informeel.

Helen typte het Tekstboek toen tweemaal over, en voerde tijdens dat proces enige redactie uit volgens de instructies van Jezus. Dat was iets wat ze ’s avonds deed – een afleiding in zekere zin. Ze hield ervan afgeleid te worden, wat ook blijkt uit hoe zij aandacht besteedt aan vorm en de inhoud vermijdt. In feite zei ze vaak tegen Bill: “Besteed jij aandacht aan wat het zegt. Ik zal aandacht besteden aan hoe het gezegd wordt.” Ze was altijd heel erg trots op de poëtische aard van het geschrevene.

Jezus vertelde zowel Helen als Bill heel duidelijk dat alles dat persoonlijk of specifiek was, niet in de gepubliceerde versie thuis hoorde, zelfs al was er toen nog geen sprake van om het te publiceren. Op een gegeven moment werd echter duidelijk dat dit niet alleen voor Helen en Bill bestemd was, dus werd hen specifiek gezegd al het materiaal eruit te halen dat niet tot het eigenlijke onderricht behoorde. Hierin zat wijsheid, niet alleen omdat veel hiervan privé was en niet bedoeld om door anderen gezien te worden, maar ook, zoals Helen zich bijzonder bewust was, omdat haar ego beslist in de weg zat. Het Werkboek had helemaal geen veranderingen nodig; het was tamelijk recht-toe-recht-aan, en het Handboek idem dito, omdat Helen tegen die tijd als het ware echt in topvorm voor het neerschrijven was, het schrijven stroomde gewoon dóór haar heen.

Zoals ik al zei, waren Helen en Bill bevriend geraakt met Hugh Lynn Cayce, die duidelijk toegewijd was aan zijn vaders werk. Hij was erg ondersteunend ten opzichte van wat Helen had gedaan en onder de indruk van haar. Er is een leuk verhaal hierover. Ik denk de tweede of derde keer dat Helen en Bill naar Virginia Beach gingen om hem te ontmoeten, lieten ze hem het een en ander zien van wat Helen aan het noteren was. Hugh was onder de indruk en geloofde dat zijn vader er iets mee van doen had. Eén van de stilistische eigenaardigheden van de vroegere delen van de opschrijving is dat het klonk als Edgar Cayce, met een paar overduidelijke ‘Cayce-ismes’. Als je denkt dat de Cursus lastig te lezen is, dan moet je eens proberen Cayce te lezen. Er zitten heel veel archaïsmen [ouderwets taalgebruik –vert.] in het materiaal van Cayce. En Helen, die het een en ander van Cayce had gelezen, was door hem beïnvloed. In het begin van het Tekstboek kun je dan ook zijn invloed zien, maar dat valt snel weg.

En dus, omdat Edgar gelooft dat zijn vader iets met de opschrijvingen van doen heeft, verliet deze keer een heel schichtige en angstige Helen (bovennatuurlijke zaken maakten Helen altijd angstig -vert.) het kantoor van Hugh Lynn. Deze zei tegen haar: “Je moet wel een heel gevorderde ziel zijn, maar zo zie je er zeker niet uit.”

Dit was deel van Helens ‘kostuum’. Ze zag er niet ‘heel gevorderd’ uit, kan ik je verzekeren, hoewel ze een zekere air van autoriteit om zich heen had, onmiskenbaar voor iedereen die haar kende. Maar ze gedroeg zich behoorlijk neurotisch – fobisch en angstig – en was snel met oordelen. En tegelijkertijd kwam dit verheven stuk schrijfwerk door haar heen.

Vroeg in het proces van het overtypen zei Jezus tegen Helen: “Laat beslissingen over het redigeren aan Bill over.” In dat opzicht was Bill behoorlijk zinnig als het om de Cursus ging en Helen niet: zij zou alles eruit gehaald hebben dat volgens haar niet ‘lekker las’. Deze instructie had betrekking op de oorspronkelijke versie waarover Helen zo angstig was, en daarom zou haar oordeel over het weghalen van het vroege materiaal dat er niet in hoorde niet helder zijn – en dat van Bill wel. Dat betekende zeker niet dat Bill degene was die alle redactie moest doen. Dat was niet zijn sterke kant. Helen was de redacteur in hun team. Bill had daarvoor niet het geduld. Wanneer Helen en Bill artikelen schreven – zij publiceerden vele beroepsmatige artikelen – schreef Bill in feite de ruwe tekst. Helen haalde die dan uit elkaar, redigeerde hem, en redigeerde dat nogmaals – nog een andere bron van spanning in hun toch al lastige relatie, want ze waren voortdurend aan het ruziën. Helen was inderdaad een verstokt redactrice, en er is in dat opzicht een grappig verhaal. Ik had een keer een lunchafspraak met een vriend, waarvan Helen op de hoogte was. Toen ik wilde vertrekken, was Helen aan de telefoon, en daarom schreef ik haar een heel kort briefje om te zeggen dat ik wegging. Zonder haar gesprek te onderbreken, haalde ze een potlood tevoorschijn en begon het te redigeren!

Met betrekking tot de Cursus nam Helen nooit op eigen houtje redactionele beslissingen. Ze was er heel duidelijk in dat dit niet haar boek was. Hoewel ze claimde alleen voor de vorm verantwoordelijk te zijn, en niet voor de inhoud waarvan ze wist dat die niet van haar was, deed ze niets met deze cursus waarvan ze niet voelde dat het met de zegen van Jezus was - inclusief welke gedachten van Bill ook over wat erin moest blijven of eruit zou moeten. Terwijl de redactie vorderde, werd het Tekstboek in eerste instantie in vier klembanden gedaan. Helen wilde mensen alleen deel IV laten zien, omdat het geschrevene daar zo mooi is.

Helen en Bill bereidden een versie van het Tekstboek voor Hugh Lynn voor (en later het Werkboek en Handboek), die wij (Helen, Bill en ik) de Hugh Lynn-versie gingen noemen, om hem te onderscheiden van de vroegere manuscripten. Dus stond er in deze versie een voetnoot die dankbaarheid aan Hugh Lynn uitdrukte voor zijn steun. Hoe elegant en oprecht deze ook was, dit was overduidelijk alleen voor Hugh Lynn Cayce bedoeld. Ook was in die versie een eerder archaïsme blijven zitten, waarbij naar de Heilige Geest werd verwezen als het Geestelijk Oog, hoofdzakelijk omdat Helen nerveus was over de uitdrukking ‘Heilige Geest’. Daarom gebruikte ze ‘Geestelijk Oog’ als een eufemisme – een uitdrukking die, denk ik, Cayce gebruikte. Dit verdwijnt na de eerste paragrafen, maar was erin gelaten voor de Hugh Lynn-versie. En dus besloot Helen om dit te vervangen door ‘de Heilige Geest’.

Ik ontmoette Helen en Bill in het late najaar van 1972. Ik zat toen midden in mijn eigen reis, en was op weg naar het Midden-Oosten. Toen ik in mei 1973 terugkeerde zag ik Een cursus in wonderen voor de eerste keer, en wat ik onder ogen kreeg was deze Hugh Lynn-versie. Ik las hem tweemaal door – het Tekstboek, Werkboek en Handboek voor leraren. Nadat ik hem voor de tweede keer gelezen had – in het najaar van 1973 – zei ik tegen Helen en Bill dat ik dacht dat de Cursus een tweede redactieronde nodig had, om een aantal redenen. Het gebruik van hoofdletters was notoir inconsistent. Helen voelde aan dat met slechts een paar uitzonderingen (en die zal ik verderop noemen) Jezus het aan haar overliet om hoofdletters, leestekens, alineascheidingen en titels aan te brengen. De tekst kwam immers door zonder titels of onderbrekingen – geen paragrafen, hoofdstukken of zelfs alinea’s. Nogmaals, Helen voelde aan dat dat haar taak was; dat Jezus zich in feite niet druk maakte om komma’s, puntkomma’s of alinea’s, maar alleen om de boodschap. En dus leverde Helen de hoofdletters, leestekens, alinea-indeling, en, samen met Bill, de paragraaf- en hoofdstuktitels. Een prominente uitzondering was dat Jezus erop aandrong dat Zoon van God altijd met hoofdletters geschreven zou worden, om het gebruik daarvan in de Cursus te onderscheiden van het traditioneel christelijke gebruik, waarbij de term alleen voor Jezus gereserveerd is, en in hoofdletters is. Daarom wilde hij dat dezelfde term met hoofdletters in de Cursus werd gebruikt, maar in betekenis zodanig uitgebreid dat hij iedereen omvat, niet alleen hemzelf. Verzoening moest ook met een hoofdletter, om het te onderscheiden van het gebruik van verzoening zoals het ego dat ziet.

Op deze zéér weinige uitzonderingen na werd alles op het niveau van vorm aan Helen overgelaten. Dus toen ik het las, vond ik dat Helens eigenaardigheden uitgevlakt moesten worden, en zowel Helen als Bill waren het daarmee eens. Laat me nog kort iets meer hierover zeggen. Helen maakte een periode door waarin alles wat maar in de verste verte met God of de Hemel te maken had een hoofdletter kreeg. En verder had Helen twee filosofieën over het gebruik van komma’s: meer en minder. Bovendien had ze een curieuze Britse manier om de puntkomma te gebruiken waar een dubbele punt gebruikt zou moeten worden. De paragraaf- en hoofdstuktitels waren ook een beetje vreemd. Helen gaf een paragraaf vaak een titel die gebaseerd was op de eerste alinea, en daarom pasten veel titels niet helemaal, en sommige paragraafscheidingen leken eveneens willekeurig. De indeling in alinea’s was ook heel inconsistent, en later ontdekte ik waarom. Helen maakte een periode door waarin ze vond dat elke alinea negen regels moest hebben. Ze hield er ook twee gedachten op na over het gebruik van de woorden ‘die/dat’ en ‘welke/wat’, en kon niet besluiten welke het moest zijn; de ene keer was het ‘welke/wat’, en de andere ‘die/dat’, en ik moest vaak ons redactiewerk weer nalopen en ‘die/dat’ veranderen in ‘welke/wat’, en omgekeerd. En hetzelfde was het geval met het gebruik van leestekens. Helen veranderde vaak van gedachten over de komma’s, en dus liep ik het manuscript opnieuw door om de nodige aanpassingen aan te brengen.

Wat hierin belangrijk is, is om je te realiseren dat Helen heel losjes met deze cursus omging – zij het zeker niet met zijn betekenis, noch met het woordgebruik, maar in de zin dat de vorm voor haar niet heilig was. Het was inderdaad zo dat geen van ons dacht dat dit een heilige tekst was waarin elk woord letterlijk het Woord van God was. Helen wist wat Een cursus in wonderen te zeggen had, en wist hoe het gezegd moest worden, en daar week ze nooit van af, ongeacht het gepruts met de vorm.

Er was ook enig materiaal dat er niet in hoorde, aangezien het overblijfselen van vroegere tijden leken te zijn. Dat was niets dat enig verschil maakte in termen van het onderwijs. Er was bijvoorbeeld een discussie over Freud die niet paste, want hij kwam uit het niets en paste niet bij de rest van het materiaal.

Er zaten een heleboel woordgrappen en woordspelingen in het dictaat, waarvan sommige er nog in zitten, maar niet in die mate als in het begin. Bill was geweldig in het maken van woordspelingen, en ik heb zelden iemand ontmoet die zo snel en slim met woordgrappen was als hij. En dus waren er al die woordspelingen die speciaal gemaakt leken te zijn opdat Bill zich meer op zijn gemak zou voelen. Sommige waren nogal melig en deze zijn verwijderd. Hier is een voorbeeld: Jezus stelde het punt aan de orde dat hij alles wat het ego gemaakt heeft opnieuw kan interpreteren als een juist gerichte gedachte. En dus noemde hij enkele bekende Freudiaanse defensiemechanismen en gaf die een spirituele interpretatie. Het leek ons een beetje te komisch om die erin te houden. Eén voorbeeld had met fixatie te maken – we zouden op het goddelijke gefixeerd moeten zijn; en sublimatie – we zouden op het sublieme (verhevene) georiënteerd moeten zijn. Daarom werden ze eruit gehaald.

Bill vond dat er vijftig wonderprincipes moesten zijn – hij hield van het ronde getal. Toen de principes oorspronkelijk doorkwamen waren het er drieënveertig, en dit metamorfoseerde in de loop van het overtypen door Helen in drieënvijftig. In het origineel, zoals ik eerder aangaf, werd een wonderprincipe gegeven en dan volgde een lange discussie, gevolgd door een ander principe. Het was allemaal erg informeel. Helen en Bill, en toen Helen en ik – waarop ik zometeen terugkom – brachten een aantal veranderingen aan, waarbij het discussiemateriaal over het principe eruit werd gehaald en in een aparte paragraaf in hetzelfde hoofdstuk werd gezet. Omdat Bill er vijftig wilde, en we wisten dat dit de inhoud helemaal niet zou veranderen, volgden Helen en ik eenvoudigweg de eerdere procedure door drie principes weg te halen en die in te bedden in andere paragrafen in hetzelfde hoofdstuk. Dus dit was het soort dingen dat wij deden, en Helen nam nooit de uiteindelijke beslissing zonder dit eerst bij Jezus te checken om na te gaan of er enig bezwaar was.

Nadat deze redactionele kwesties waren besproken, waren Helen en Bill het ermee eens dat de Cursus echt nog eenmaal doorgelopen moest worden – woord voor woord. Zoals ik al zei ontbrak het Bill voor dit soort werk aan geduld; hij zou niet in staat zijn zo veel geconcentreerde tijd met Helen, over de lange periode die dit zou vergen, vol te houden. Bovendien voelden Helen en ik zich heel erg bij elkaar op ons gemak en wisten dat wij geen moeite zouden hebben met deze bijzondere opdracht. En dus waren we het er allemaal over eens dat Helen en ik de hele Cursus zouden doorlopen, woord voor woord. Dit nam meer dan een jaar in beslag, waarbij de meeste tijd besteed werd aan het Tekstboek, omdat het Werkboek en de Handleiding praktisch geen redactie vereisten.

We besteedden een buitensporige hoeveelheid tijd aan de eerst vier hoofdstukken. Ik weet dat er wordt gesuggereerd dat dit redigeerwerk iets is wat ik in essentie op eigen gelegenheid deed, of dat ik Helens beslissingen beïnvloedde. Iedereen die Helen kende zou duidelijk de absurditeit van dit idee inzien. Niemand, inclusief Jezus, heeft haar ooit iets kunnen laten doen wat ze niet wilde. Het is heel merkwaardig te denken dat ik op Helen invloed gehad zou kunnen hebben. Het klopt dat we heel close waren en zij respecteerde mij – ik was als haar spirituele zoon. Maar op geen enkele manier moet dit worden opgevat als dat dit betekende dat iets wat ik zou suggereren als onfeilbare waarheid beschouwd zou worden, tenzij zij geloofde dat het waar was en het eerst checkte met Jezus.

Laat me een ander voorbeeld geven van persoonlijk materiaal dat eruit gehaald is. Er was een paragraaf getiteld “Werkelijke rehabilitatie”, die speciaal voor Bill was bedoeld. Dit was om hem te helpen bij de zorgen die hij zelf had over zijn lichaam, terwijl hij zich voorbereidde op een conferentie over rehabilitatie op Princeton University. Hoewel de boodschap voor Bill persoonlijk was, zat hij nog in de Hugh Lynn-versie die Helen en ik aan het redigeren waren. We waren het er allemaal over eens dat hij niet in de gepubliceerde Cursus thuishoorde. (Ik heb hem echter weergegeven in Absence from Felicity.) Echter, het slot van de boodschap bevatte een prachtig gebed, dat perfect was voor de Cursus. Helen en Bill vroegen mij er een plek voor te vinden, en “Bijzondere richtlijnen voor wonderdoeners” in hoofdstuk 2 leek een perfecte plaats, waar het nu ook staat. Onderling verwezen wij ernaar als het “Gebed voor Verlossing” en het begint met de woorden: “Ik ben hier alleen om werkelijk behulpzaam te zijn.”

Er waren drie andere paragrafen of delen van paragrafen die begonnen als een persoonlijke boodschap aan Helen, of aan Helen en Bill, maar die perfect pasten in het verloop van het lesmateriaal: “Ware inleving” (hoofdstuk 16), “Ik hoef niets te doen” (hoofdstuk 18), en “De splitsing van de weg” (hoofdstuk 22). Ook is er “Juist onderwijzen en juist leren” in hoofdstuk 4, dat oorspronkelijk bedoeld was voor Bill, die doodsbang was omdat hij een beginnerscursus psychologie moest geven op de Columbia University. Het persoonlijke materiaal werd verwijderd (hoewel ik, wederom, veel ervan in mijn boek citeer), waarbij de meer algemene lering overbleef. Er was ook een interessante toevoeging. Een relatief belangrijk aandachtspunt van mijn tijd met Helen was haar poëzie, en een van mijn ‘opdrachten’ was om stukjes poëzie te redden die Helen op kleine stukjes papier schreef. Als het me lukte die te behouden, was Helen later in staat de rest van het gedicht te laten ontstaan. Dit was altijd succesvol, behalve met één fragment waarmee Helen nooit iets kon doen. Tot ze uiteindelijk op een dag zei dat dit geen fragment van een gedicht was, maar in de Cursus thuishoorde, en ze wilde dat ik de juiste plek vond. Het vers begon met de regels: “Er is een risico aan verbonden te denken dat de dood vrede betekent”, en dit vond zijn terechte plaats in hoofdstuk 27 van het Tekstboek [T27.VII.10:2 –vert.]. Al deze voorbeelden worden meer in detail besproken in Abscence from Felicity, en dienen om het punt te illustreren dat het neerschrijven van Een cursus in wonderen informeler was dan je misschien zou denken.

Je kunt Helens handschrift zien op onze geredigeerde pagina’s, die bij mij in bewaring zijn. Mijn handschrift staat er ook op, waar ik volgens haar aanwijzingen iets herschreef, of suggesties deed aan haar om iets opnieuw te bekijken. Zo vaak mogelijk op een dag liepen Helen en ik de Cursus door, en zo af en toe zei Helen: “Ik heb dat woord veranderd, en dit is wat het moet het zijn”, en dan veranderden we het in wat ze oorspronkelijk gehoord had. Alle veranderingen nam ik dan mee naar huis, typte ze uit, en gaf de kopij de volgende dag aan Helen, en we liepen die dan weer door. Nogmaals, de eerste vier hoofdstukken waren een ontzettende hoeveelheid werk, zoveel dat ik een keer tegen Helen zei: “Waarom vraag je Jezus niet gewoon dit opnieuw te dicteren; dat zou ons allebei veel tijd besparen.” Ik zal haar niet zo fijngevoelige antwoord niet herhalen.

Dus alle veranderingen gebeurden in de eerste plaats vanwege de stijl – het geschrevene, zoals Helens zei, rammelde nogal, ofwel het las onhandig. En dus wilde zij de tekst verhelderen omdat ze wist dat haar horen in het begin niet zo helder was. We brachten de wijzigingen aan die Bill vroeg – we haalden materiaal uit de wonderprincipes en brachten die in paragrafen onder, zoals ik eerder zei, zodat het er precies vijftig zouden zijn.

Zodoende behielden we de betekenis, en de veranderingen die we aanbrachten maakten alles veel leesbaarder. Wat er oorspronkelijk stond was niet bedoeld om zo in de gepubliceerde versie te staan. Nogmaals, Helens horen was in het begin roestig, en haar aanzienlijke angst kleurde wat zij hoorde. Het moet studenten echt duidelijk zijn dat dit niet de letterlijke woorden van Jezus zijn – de betekenis is dat wel, maar niet het feitelijke woordgebruik. Zoals ik al zei, Helens ego zat in de weg van sommige meer specifieke boodschappen voor haarzelf (en Bill).

Toen de redactie was afgerond hebben we hem opnieuw laten uittypen. Toen ik later de notitieboeken en de Urtekst zag, realiseerde ik me dat sommige dingen die ik las niet in de gepubliceerde tekst stonden, maar er duidelijk in hadden gemoeten aangezien het later in de opschrijving kwam, een kennelijk gevolg van Helens overtypen. Toen Helen bijvoorbeeld het Tekstboek overtypte waren twee bladzijden aan elkaar blijven plakken. Als gevolg hiervan waren er drie alinea’s die ze nooit heeft gezien toen ze aan het typen was. Daarom kwam dat materiaal nooit in die versie of enige van de daaropvolgende versies. Niets in deze alinea’s verschilde in betekenis van wat er al in de Cursus stond, maar het had er duidelijk wel in gemoeten. Ik vond ook andere passages die er onbedoeld uitgelaten waren. Wanneer met de hand geschreven materiaal wordt uitgetypt en opnieuw overgetypt, worden er vergissingen gemaakt, vooral wanneer er geen goede proefcorrectie plaatsvindt van de overgetypte exemplaren, wat bij de Cursus het geval was. We hebben hem vervolgens aan een proefcorrectie onderworpen op onze Foundation in New York, daarbij met een groep mensen uit de Urtekst lezend om er zeker van te zijn dat we uiteindelijk alles goed hadden. We ontdekten dat er woorden, zinnen en alinea’s waren weggevallen, meestal in het Tekstboek, en we vonden één omissie in het Handboek voor leraren. Eenmalig werd er een errata-boekje gemaakt, kostenloos bij de Foundation verkrijgbaar, voor de tweede druk, dat al het toegevoegde materiaal op een rijtje zet.

Er waren nog een paar kleine correcties en veranderingen. Aangezien Een cursus in wonderen oorspronkelijk voor Helen en Bill geschreven was, richtte Jezus zich regelmatig tot haar en Bill en dus zei hij: ‘jullie en elkaar’. Het is echter de bedoeling dat de Cursus door maar één persoon wordt gelezen: door ieder van ons – en ieder is betrokken in een ontelbaar aantal relaties. En zo werd ‘jullie en elkaar’ [you and each other] veranderd in ‘jij en jouw broeder’ [you and your brother]. De verandering was gemakkelijk, omdat het ritme gehandhaafd blijft – altijd een zorg van Helen. We hadden er echter een paar gemist tijdens onze redactie.

De beslissing van de Foundation for Inner Peace en de Foundation for A Course in Miracles om een tweede uitgave van de Cursus uit te brengen in het begin van de jaren negentig gaf ons de gelegenheid al het weggelaten materiaal terug te plaatsen. Dat was ook het moment dat we het nummeringsysteem aanbrachten dat we nodig hadden voor de concordantie waaraan we werkten (de Concordance of A Course in Miracles werd gepubliceerd in 1997). Het was ook nodig om te voorzien in een gemeenschappelijke manier om naar regels te verwijzen in de verschillende vertalingen die begonnen te verschijnen, vergelijkbaar met de Bijbel, waar bijvoorbeeld iedereen in de wereld Joh.5:16 kan vinden, ongeacht de editie, bladzijdenummering of taal. Je gaat simpelweg naar het vijfde hoofdstuk en de 16e regel in het evangelie van Johannes. Met het nieuwe nummeringsysteem konden Cursusstudenten over de hele wereld hetzelfde doen.

Hoe het ongepubliceerde materiaal openbaar werd.
Aangezien Helen en Bill wisten dat ik nooit hun vertrouwen zou schenden, gaven ze mij het beheer van wat we de archieven noemden – de notitieboeken en al de opeenvolgende getypte exemplaren – omdat Helen altijd dingen verkeerd wegzette of kwijtraakte, en Bill niet erg geordend was. Dus werd ik de archivaris en ik heb dit materiaal nog steeds in mijn bezit.

Zoals ik al eerder aangaf staat veel van wat ik nu vertel in mijn boek Absence from Felicity: The Story of Helen Schucman and Her Scribing of ‘A Course in Miracles’. Ik plaatste daarin een groot deel van het materiaal van de Urtekst, dat relevant was om de beleving van Helen en Bill van de opschrijving te begrijpen. Omdat ik dit materiaal citeerde, vond ik dat ik er auteursrechten op moest laten vastleggen, hetgeen achteraf gezien een vergissing blijkt te zijn, en inderdaad had mijn wijze vrouw Gloria mij ertegen gewaarschuwd dit te doen. Het was een Herculestaak. De medewerkers van de Foundation maakte kopieën van al het materiaal en dat werd naar het Copyright Office in de Library of Congress in Washington D.C. gezonden. Wat kan er veiliger zijn dan de Library of Congress, dacht ik.

Terwijl ik een kopie had van de Hugh Lynn-versie van de Cursus – feitelijk was het alleen het Tekstboek – was het origineel, zoals ik eerder meldde, door Helen en Bill aan Hugh Lynn Cayce aangeboden, en uiteindelijk opgeborgen in de afdeling bijzondere boeken van de A.E.R.-bibliotheek in hun hoofdkwartier in Virginia Beach. Vele jaren later, toen ik enkele lezingen gaf aan het A.E.R. nam Charles Thomas Cayce, Hugg Lynns zoon en de kleinzoon van Edgar Cayce, Gloria en mij mee in die afgesloten ruimte om ons het manuscript te laten zien dat vele jaren eerder aan zijn vader was gegeven.

Zoals bij velen bekend, is er een rechtszaak geweest over schending van het auteursrecht door de Endeavor Academy in Wisconsin, een actie op gang gebracht door de Foundation for Inner Peace, de uitgever van de Cursus, en de Foundation for A Course in Miracles, haar zusterorganisatie en de houder van het auteursrecht van de Cursus. Het is hier niet de plaats om details te bespreken, behalve om aan te geven dat zij ongepaste dingen met de Cursus deden en wij hen probeerden te stoppen. Als onderdeel van de rechtszaak werd ik door de advocaat van Endeavor onder ede gehoord, die mij, onder andere, vragen stelde over de manuscripten. Ik noemde daarbij dat de Hugh Lynn-versie, die Helen en ik redigeerden, zich in de A.E.R.-bibliotheek bevond. Met die informatie gewapend, haalden een paar mensen vervolgens ongeoorloofd het manuscript uit de A.E.R., kopieerden het, en gaven het toen aan de bibliotheek terug. Later werd het gepubliceerd onder de naam 'Jezus’ Course in Miracles'. Er werd beweerd dat ik degene was die de Cursus van Jezus had veranderd, en dat de authentieke Cursus de Hugh Lynn-versie was die 'Bill' had geredigeerd. Ik werd dus beschouwd als een parvenu die langskwam met zijn eigen ideeën over wat de Cursus vertelde, en Helen overhaalde om veranderingen aan te brengen. Dat is een aanname die moeilijk te begrijpen valt, omdat er niets werd gewijzigd in termen van betekenis, en, zoals ik heb aangegeven, bijna alle veranderingen in het begin van het Tekstboek optraden. Hoe dan ook, de claim was dat de Cursus zoals uitgegeven door de Foundation for Inner Peace, niet de werkelijke Cursus was.

Toen gebeurde er iets dat ik nooit voor mogelijk had gehouden: onder valse voorwendsels werden de notitieboeken en de Urtekst uit de Library of Congress meegenomen en gekopieerd - een schending van federale wetgeving. We hebben met juristen van de Library gesproken, die woedend waren. Het was echter ook duidelijk dat deze zaak voor hen nogal onbeduidend was. De Library of Congress valt onder het Ministerie van Justitie, dat met andere dingen bezig is dan met iemand die een manuscript meeneemt dat voor niemand van enig belang is, buiten een hele kleine groep mensen. Dus werd er nooit iets mee gedaan. Ons werd door ambtenaren van de Library verzekerd dat dit nooit meer zou gebeuren, maar daar hadden we natuurlijk niets aan in deze situatie. De mensen die nu in het bezit waren van illegaal verkregen materiaal – de notitieboeken, de Urtekst en Hugh Lynn-versie – lieten het scannen of overtypen, en hebben het op het internet en elders voor verkoop beschikbaar gesteld.

Op deze manier kwam dus al het materiaal naar buiten. De rechtszaak is in 2004 afgesloten en het auteursrecht is ongeldig verklaard. Dit betrof echter niet het Voorwoord van de Cursus, het aanvullende materiaal dat aan de tweede uitgave is toegevoegd, de Verklaring van termen, en de twee brochures, Psychotherapie en Het lied van het gebed. Bovendien heeft de Foundation nog steeds het copyright op de notitieboeken, de Urtekst en de Hugh Lynn-versie. Het gevolg is, dat wanneer je nu naar amazon.com gaat en Een cursus in wonderen opvraagt, de kans bestaat dat je, als je je niet bewust bent van de achtergrond, een versie van Endeavor of een andere selecteert, die op de markt wordt gebracht als de oorspronkelijke Cursus. De Endeavor groepering heeft ook het evangelie van Matteüs in de Cursus opgenomen, omdat ze zich altijd op het standpunt hebben gesteld dat de Cursus en de Bijbel hetzelfde zijn. Dus in die versie krijg je helemaal niet de werkelijke Cursus, zelfs niet de Urtekst of de Hugh Lynn-versie. Er worden op zijn minst twee andere versies op de markt gebracht. Dus mensen kunnen nu bijna alles wat ze willen met de Cursus doen.

Helen en Een cursus in wonderen: vorm en inhoud.
Het belangrijkste om in gedachten te houden rond het publiekelijk maken van deze eerdere manuscripten, is dat je, ongeacht de versie die je leest, het wezenlijke onderwijs van de Cursus ontvangt. In die zin is er geen echte schade aangericht.

In andere zin is de situatie echter ongelukkig omdat mensen misleid kunnen worden. En hier kan niets meer aan worden gedaan – het hek is als het ware van de dam, de doos van Pandora is geopend en kan nooit meer worden gesloten –, behalve wellicht verheldering bieden over wat onderzoekende studenten tegen kunnen komen. Laat me wat voorbeelden geven. Er staat in de Urtekst materiaal over seks en seksualiteit, een terrein dat bijna zeker de nieuwsgierigheid zal prikkelen van studenten. Dus lees je bijvoorbeeld dat homoseksualiteit een ziektebeeld is (de traditionele psychoanalytische zienswijze), en dat voortplanting het enige doel van seks is. Dat zijn twee stellingnames die tegengesteld zijn aan Jezus’ eigen onderwijs in de Cursus over het zien van alle vormen van de egowereld als hetzelfde, de correctie van de eerste egowet van chaos dat er een rangorde van illusie is (T23.II.2). Te geloven dat dit de woorden en gedachten van Jezus zijn is net zo’n ongerijmd en ondenkbaar idee als te geloven dat ik Helen kon beïnvloeden met betrekking tot wat wel en niet in de Cursus hoorde. Het zou duidelijk moeten zijn dat deze opvattingen van Helen zijn en niet van Jezus. Helen had haar eigen vooroordelen over seksualiteit, en ongelukkigerwijs kwamen die door in deze vroege passages. Toch kan iedereen die gelooft dat elk woord in de Urtekst heilig is en van Jezus komt, dergelijke beweringen gebruiken om zijn of haar eigen vooringenomen opvattingen te bekrachtigen. Dezelfde kwestie speelt, hoewel misschien met minder emotionaliteit, bij het materiaal dat gerelateerd is aan Edgar Cayce, Freud en andere psychologen.

Het kan nuttig zijn even uit te weiden over Jezus, de opschrijving en Helens relatie daarmee. Nogmaals, dit wordt met meer diepgang besproken in mijn boek en ook op CD’s. Om te beginnen spreekt Jezus geen woorden. Het is echt belangrijk dit te begrijpen. Ik herinner me dat een keer op een vliegveld een heel oprechte vrouw op Helen afkwam die ons had horen praten, en vroeg: “Hoe kan Jezus de Cursus gedicteerd hebben, hij kende toch geen Engels?” Ik herinner me niet wat Helens antwoord was op deze lieve vraag, behalve dat ze op een vriendelijke manier een kort antwoord wist te formuleren (we moesten een vliegtuig halen). De vraag weerspiegelt echter een belangrijk punt. Nogmaals, Jezus spreekt niet in woorden. Om het hier anders en beknopt te zeggen: hij is de inhoud, onze denkgeest (en hersens) voorzien in de vorm. Helens keuzemakende denkgeest vereenzelvigde zich dus met de niet-ego-aanwezigheid die in iedereen is. Dit niet-oordelende denksysteem van liefde werd voor haar door Jezus gerepresenteerd, zoals voor zovelen van ons. Haar denkgeest nam die niet-specifieke liefde in zich op en vertaalde deze in woorden, wat zeer goed te vergelijken is met de manier waarop onze hersens het op-z’n-kop-staande beeld dat op ons netvlies wordt geworpen in rechtopstaande waarnemingen omzet.

En dus is, zoals ik al vele keren heb gezegd, de vorm van de Cursus van Helen. Hier zijn wat illustratieve voorbeelden van de vormeigenschappen van Een cursus in wonderen die direct kunnen worden toegeschreven aan zijn opschrijver:

  1. 1.Hij is in de Engels taal.
  2. Zijn idioom is Amerikaans. Er is zelfs een verwijzing naar de Onafhankelijkheidsverklaring en het Amerikaanse geld als ‘groene strookjes papier’ [in het Nederlands vertaald als ‘gekleurde strookjes papier’ –vert.].
  3. Helen was in filosofisch opzicht een platonist. De filosofie van Een cursus in wonderen is platonisch, en er zijn zelfs verwijzingen naar Plato’s beroemde allegorie van de grot uit de Republiek. Bovendien is de stelling: “woorden zijn slechts symbolen van symbolen... [en] zijn daarom dubbel van de werkelijkheid verwijderd (T21.1:9-10) ook direct ontleend aan de Republiek.
  4. Helen was gek op Shakespeare. De Cursus is Shakespeareaans in zijn taalgebruik. Veel ervan is geschreven in blank vers en in jambische pentameter, de vorm van Shakespeares poëzie. Je kunt ook toespelingen vinden op Hamlet, Helens favoriete toneelstuk.
  5. Helen was verzot op de King James versie van de Bijbel. Ze hield helemaal niet van de inhoud van de Bijbel, maar wel van de manier waarop hij is geschreven. Dus in de Cursus tref je bijbelse ‘archaïsmen’ aan – de Elizabethaanse manier van spreken.
  6. Helen was uitermate logisch. Ze had een van de meest logische denkgeesten die ik ooit heb gezien, en Een cursus in wonderen ontwikkelt zijn denksysteem – dat van het ego en dat van de Heilige Geest – op een strikt logische wijze. Bovendien kun je zien dat gebruik wordt gemaakt van een syllogistische manier van argumenteren, zowel impliciet als expliciet. [syllogisme: logische redenering bestaande uit een premisse, een hoofdstelling en een daaruit volgende conclusie, zie bijv. WdI.103.2:4,5 –vert.]
  7. Helen was een opleider. Het is duidelijk dat de Cursus de opzet heeft van een leerprogramma: Tekstboek, Werkboek, Handboek voor leraren; de Heilige Geest is onze Leraar; en de hele taal weerspiegelt de leeraspecten van het curriculum.
  8. Helen was psycholoog. Haar psychologische achtergrond was Freudiaans en zij had een groot respect voor Freuds werk. Zoals ik al meer dan dertig jaar vertel: zonder Freud zouden we Een cursus in wonderen niet hebben. De manier waarop het egodenksysteem gepresenteerd wordt, is sterk gebaseerd op Freuds opmerkelijke inzichten, die een tweede natuur voor Helen waren.
  9. Helen had een haat-liefde-verhouding met Jezus. Natuurlijk is er geen haat in de Cursus in termen van Jezus, maar niemand kan zijn liefhebbende en niet-oordelende aanwezigheid door de hele Cursus heen misverstaan.

En zo kunnen we zien hoe de vorm van de Cursus geheel van Helen is. Interessant echter is dat de schrijfstijl helemaal niet die van Helen is. Zij schreef in een bijna spartaanse stijl, geschikt voor wetenschappelijke teksten, in tegenstelling tot de meer poëtische en (soms) grammaticaal vrije zinsstructuur die men in de Cursus aantreft – overigens iets wat Helen helemaal gek kon maken. De inhoud van Een cursus in wonderen is echter duidelijk niet die van Helen, tenminste niet de Helen die de wereld kende of de persoon met wie zij zich bewust identificeerde. Dit verklaart waarom zij zich vrij voelde de vorm te veranderen, maar nooit de inhoud. Helen wist wat de gepubliceerde Cursus zou moeten zijn. Je kon aanbevelingen doen, en Bill en ik deden dat van tijd tot tijd, maar Helen had de voltooide vorm al in haar hoofd. En dus is de door de Foundation for Inner Peace gepubliceerde Cursus precies zoals zijn opschrijver wist dat hij moest zijn.

Ik geloof dat het een schending van de privacy van haar en Bill is om de Urtekst te lezen (of enige andere versie), terwijl zij alleen toestemming gaf voor de publicatie van de Foundation. Helen en Bill wilden dat ik hem zou lezen, maar het is alsof je de privédagboeken van iemand leest. Waarom zou je dat willen doen, vooral wanneer je gevraagd wordt dat niet te doen, tenzij je op zoek bent naar conflict en schuld? Herinner je deze woorden uit de Inleiding van de Verklaring van termen:

Alle termen zijn in aanleg controversieel, en zij die de controverse zoeken zullen die vinden. Maar zij die verheldering en verklaring zoeken zullen die eveneens vinden. Ze dienen echter bereid te zijn aan controversen voorbij te zien in het besef dat die een verweer zijn tegen de waarheid in de vorm van een vertragingsmanoeuvre.” (VvT.In.2:1-3)

Nogmaals, het persoonlijke en privémateriaal in de Urtekst behoort niet in enige gepubliceerde versie. De meeste schrijvers vernietigen alle eerdere versies wanneer zij een manuscript voltooien. Ik doe dat zelf ook wanneer ik een boek afgerond heb en het gepubliceerd is. Bij het lezen van de Urtekst zullen studenten van Een cursus in wonderen niet “Jezus’ authentieke woorden” vinden, maar de geschriften van een vrouw die (aanvankelijk) worstelde met het proces van opschrijving. En dus lezen ze iets wat nooit bedoeld was om gelezen te worden. Welnu, als je het toch leest, zeg ik niet dat Helen je met een bliksemschicht dodelijk zal treffen, of dat het zondig is, maar je moet jezelf op zijn minst afvragen waarom je dit doet. Zoals Jezus door zijn hele Cursus benadrukt: het doel is alles; we hoeven bij alles slechts één vraag te stellen: waartoe dient het? Ik kan je echter één ding garanderen: de Urtekst zal je begrip van de Cursus niet vergroten. Als het al iets doet, dan is het je in verwarring brengen, omdat je, zoals ik aangegeven heb, specifieke dingen tegenkomt die niet bedoeld waren om publiekelijk gelezen te worden en die lijken te weerspreken wat de Cursus zelf onderwijst. Om maar niet te spreken van het gebruik van woorden en termen die het tegendeel suggereren van de leer van de Cursus.

Daarom denk ik dat studenten van Een cursus in wonderen die in dit materiaal geïnteresseerd zijn de vraag moeten stellen: “Waarom zou ik iets willen lezen dat opgevat kan worden als iets anders onderwijzend dan wat de Cursus feitelijk zegt? En dat terwijl Jezus, Helen en Bill me bovendien in feite vroegen dit niet te doen?” Het is ook nuttig in gedachten te houden dat het materiaal waarop sommigen zich richten gedurende de allereerste weken van de opschrijving kwam, en wat daarna kwam nauwelijks veranderd is. We spreken dus over wat er gebeurde toen Helens horen niet zo nauwkeurig was. Gedurende die tijd, zoals ik al zei, was Helen nog beïnvloed door Edgar Cayce, en dit werd weerspiegeld in wat zij opschreef. Deze verstoring was echter van korte duur. Maar als lezers van de Urtekst zich niet van dit aspect van Helens opschrijving bewust zijn, dan kunnen ze gemakkelijk in verwarring raken en misleid worden te gaan denken, om maar één voorbeeld te geven, dat de Cursus leert dat de wereld werkelijk is. Zeker, hiervoor zijn in het begin aanduidingen – in opmerkelijke tegenstelling tot de rest van de Cursus. Dat weerspiegelt de invloed van Cayce, aangezien dit grote medium stelde dat God de wereld schiep als een klaslokaal, na de afscheiding. Nogmaals, dit is bepaald niet het standpunt van Een cursus in wonderen.

Ik herinner me een gelegenheid waarin Helen en ik met iemand in contact waren die prominent verbonden was met de Cursus, maar niet echt wist wat de Cursus zegt. Helen zei tegen hem dat hij deze cursus nooit zou begrijpen tenzij hij onderkende dat deze wereld een illusie is. Dat zei ze met grote nadruk: Deze wereld is een illusie. God heeft daarmee niets van doen, en je kunt op die manier deze cursus niet begrijpen. Niemand begreep deze cursus beter dan Helen.
Er is een interessant verhaal over Helen uit de periode dat wij aan het redigeren waren – eigenlijk iets heel komisch. Helen werd regelmatig angstig tijdens ons redactiewerk, en een van de manieren waarop zij haar angst uitdrukte was dat ze begon te lachen wanneer wij een alinea doorlazen en dan zei ze: “Ik begrijp hier helemaal niets van”. Zo was het eerste ‘onderricht’ dat ik feitelijk gaf aan Helen, in het volle besef dat zij volledig besefte wat de passage betekende. En ik weet ook dat als ik iets fouts had gezegd, zij mij ter plekke had gecorrigeerd. Helen kende de Cursus door en door. Ze las hem bijna nooit, maar kon hem naar believen citeren. In de jaren dat wij samen waren, citeerden we over en weer altijd zinnen, wanneer we niet Hamlet citeerden. Zij was behoorlijk oordelend over en boos op mensen die pretendeerden te weten wat de Cursus vertelde, maar het niet wisten. Ze was er heel duidelijk in dat zij er nooit formeel les in zou geven, maar ze wilde niet dat iemand anders hem zou onderwijzen die duidelijk zijn of haar ego, en niet Jezus tot uitdrukking bracht.

Om terug te keren tot dit belangrijke punt, het idee heerst duidelijk dat wat Helen neerschreef de letterlijke woorden van Jezus zijn, die daarom heilig zijn en nooit veranderd hadden moeten worden. Dit is overduidelijk net zo absurd als de dame die mij schreef nadat de tweede (en genummerde) uitgave was gepubliceerd, en mij beschuldigde van het veranderen van de Cursus van Jezus door er cijfers aan toe te voegen. Helen dacht niet op die manier. Een heleboel van wat zij in het begin hoorde was gewoon onjuist, en zij wist dat natuurlijk. Nogmaals, ik had veel persoonlijke ervaringen met Helen waarbij zij boodschappen neerschreef waarvan zij zei dat die van Jezus waren. Dit gebeurde, tussen twee haakjes, in dezelfde tijdsperiode dat zij de pamfletten [Aanvullingen op de Cursus –vert.] opschreef, die zeker zuiver zijn in hun leer. Onnauwkeurigheden waren regelmatig het gevolg wanneer het ging om specifieke aangelegenheden. Hier zijn een paar aanvullende voorbeelden:
Ik denk dat het 1976 was, een jaar nadat we Judith Skutch ontmoetten, de latere uitgever van de Cursus via de Foundation for Inner Peace. Helen, Bill, Judy en ik bespraken wat wij dachten dat er met de Cursus en ons werk daarmee zou gebeuren. Zoals typerend was voor die periode schreef Helen een boodschap voor ons op, waarschijnlijk ergens in de zomer, en daarin stond dat “dit jaar zal eindigen in stralende glorie”. De betekenis was dat er een of andere prachtige doorbraak zou komen. Wij dachten dat misschien de relatie tussen Helen en Bill zou genezen en dat wij samen een spirituele zonsondergang tegemoet gingen – dat er dus wonderbaarlijke dingen zouden gebeurden. Wel, weken en maanden gingen voorbij, en geen stralende glorie. Eindelijk was het 31 december en we wachtten nog steeds. Judy gaf een oudejaarsfeestje in haar appartement, dat uitzag over Central Park met een prachtig uitzicht op de hemel. Wat later op de avond ontstak New York City zijn oudejaarsvuurwerk en wij keken elkaar aan en zeiden: “Daar is de stralende glorie!” Het was duidelijk dat Helen het mis had gehad.

Een ander voorbeeld van de onnauwkeurigheid van Helen aangaande specifieke zaken was toen ze haar eigen grafsteen zag, die aangaf dat ze zou overlijden wanneer ze 72 jaar was. Wel, ze overleed toen ze 71 jaar was. Dat kwam in de buurt, maar wanneer je de doorgever van Jezus bent zou je er niet eens een béétje naast moeten zitten. Ze zei ook dat Bill binnen een jaar na haar dood zou overlijden, wat een grote zorg voor Bill werd. Maar hij leefde nog zeven jaar en overleed in 1988. Tenslotte zei Helen dat haar man Louis binnen vijf of zes jaar na haar dood zou overlijden, maar hij leefde nog bijna negentien jaar! En zo zat Helen er vaak naast wanneer het om specifieke zaken ging – het ego is dol op specifieke zaken – of wanneer haar boodschappen gerelateerd waren aan gebieden waar zij een strijd in voelde, zoals seks en dood. Ze had het echter niet verkeerd wanneer haar ego er niet bij betrokken was. Daarom kun je vertrouwen op wat de gepubliceerde Cursus zegt.

Dus werd mij in de jaren dat ik Helen kende heel duidelijk dat ik sommige dingen die zij zei of opschreef en volgens haar van Jezus afkomstig waren, met een korreltje zout moest nemen, en dat omvat duidelijk het vroege Urtekst-materiaal. Helaas staan daar ook een paar dingen in, waarvan je als je de context niet kent, niet weet waarnaar ze verwijzen of wat ze betekenen. Dat betekent onvermijdelijk dat wie er niet bij was en Helen en Bill niet kende, veel wat daar staat zal misverstaan.

Ten slotte, ik kan alle studenten van Een cursus in wonderen verzekeren dat zij niet bedrogen zijn. En dat Helen, Bill en ik ons tot het uiterste hebben ingespannen om er zeker van te zijn dat het door de Foundation for Inner Peace gepubliceerde boek was zoals Jezus het bedoelde, en zeker zoals hij het volgens Helen wilde.

Conclusies
Vanzelfsprekend wil ik niet dat mensen zich schuldig voelen als ze de andere versies kopen of lezen. Mensen moeten doen wat ze zelf willen, zolang het niet schadelijk is. En in tegenstelling tot wat sommigen misschien zeggen: er is geen ‘Paus van de Cursus’. Dus wat je ook met de Cursus doet, het belangrijkste is dat het gebeurt zonder angst, oordeel of het gevoel oneerlijk behandeld te zijn. Die reacties zijn altijd van het ego. Dus, wat je ook doet, probeer de motivatie egovrij te laten zijn. Op die manier zal alles wat je doet liefdevol zijn.

Hoewel sommige mensen verleid kunnen worden over de merites van de verschillende versies te ruziën, is het enige dat echt belangrijk is waar de Cursus vandaan komt: ieders juist gerichte manier van denken, die ieder van ons op elk moment kan kiezen. Als je merkt dat je in onenigheid gevangen zit en denkt dat de argumenten iets te betekenen hebben, dan zul je gaan ruziën en verschillen zien waar er in werkelijkheid geen zijn. Verschillen bestaan ongetwijfeld in vorm (het lichaam), maar nooit in inhoud (denkgeest). Dus kunnen er geen betekenisvolle verschillen zijn tussen hen die verschillende standpunten vertegenwoordigen. Wanneer we verschillen zien en ze tot iets serieus maken neemt het ego ons te pakken, want we vergeten dan te lachen om het “nietig dwaas idee” van afscheiding (T27.VIII.6:2).

Wat mensen motiveert om de controverse te zoeken en deze op te stoken is de behoefte dat er een conflict is; en wanneer er een conflict is, dan weet je dat het ego binnengenodigd is. In iemands juist gerichte denken kan er geen strijd zijn, omdat daar iedereen als gelijk wordt gezien. Nogmaals, welke verschillen er ook bestaan, die zijn er alleen op het illusoire niveau van het lichaam. Lichamen verschillen. Mensen schrijven verschillende boeken en zeggen verschillende dingen; maar als je die verschillen betekenisvol maakt en het onderwerp van controverse en strijd, zo niet oorlog, dan weet je naar welke stem je luistert. Onze enige verantwoordelijkheid is de Stem van vrede te horen, en als we dat doen, dan onderkennen we dat controverses zijn als kinderen die in de zandbak spelen. Wanneer je als volwassene rechtop staat, met Jezus aan je zijde, dan heeft wát er ook in de zandbak gebeurt voor jou geen gevolgen, wat betekent dat niets wat in de wereld gebeurt de ervaring van Gods Liefde in jouw denkgeest kan veranderen.

Of je het wel of niet eens bent met de kwesties die voortkomen uit de verschillende versies van Een cursus in wonderen is irrelevant. Het is duidelijk dat iedereen een standpunt heeft, maar dat standpunt hoeft niet je vrede aan te tasten, noch jouw visie, die iedereen die bij de kwestie betrokken is als dezelfde ziet. Dat wil zeggen dat wat er zich nu met betrekking tot de Cursus afspeelt alleen weer een klaslokaal is; een andere manier om te kijken of je jouw handen, voeten en ogen met zand gevuld wilt hebben, of in staat wilt zijn met Jezus rechtop te staan en in vrede te verkeren. Wanneer je visie in plaats van oordeel kiest, zoals Jezus ons altijd vraagt te doen, dan zul je zien dat iedereen bezig is met dezelfde zoektocht om terug te keren naar de denkgeest en opnieuw te kiezen, en dat iedereen in de verleiding komt om bang te zijn voor deze reis. Wanneer mensen bang zijn komen ze vast te zitten in de zandbak en gaan met het speelgoed uit de zandbak spelen alsof het wapens zijn.

Het punt is hier dat mensen elk standpunt moeten innemen dat zij juist vinden, maar niet moeten proberen er al teveel belang aan te hechten. Het enige standpunt dat werkelijk juist is, is dat we allemaal dezelfde vergissing hebben begaan om de verkeerde leraar te kiezen, en dat we dit nu kunnen corrigeren door opnieuw te kiezen. Dat is het enige dat belangrijk is. Wat nu gebeurt is alleen maar weer een kans om anders te kiezen – om gezamenlijke in plaats van gescheiden belangen te zien.

Je perspectief op Een cursus in wonderen wordt scheefgetrokken als je hem op enige manier ziet als deel van de wereld van afscheiding en vorm. Er wordt gezegd dat de Boeddha eens heeft opgemerkt: “Wat bekend staat als de leringen van de Boeddha, zijn niet de leringen van de Boeddha”. En hetzelfde kan over de Cursus worden gezegd. Met andere woorden: Een cursus in wonderen is niet echt een boek, en zelfs geen verzameling specifieke leringen. Het is een symbool voor de Verzoening, de correctie voor de gedachte van afscheiding in ieders denkgeest. Wanneer we dit onderkennen, wordt het onmogelijk andere studenten, leraren, of de Cursus te beoordelen tegen zichzelf of andere spirituele stromingen. We zouden hem dan geen enkele betekenis toekennen die leidt tot fragmentatie of afscheiding. Dat betekent dat we onderkennen dat niet het boek heilig is, of Helen – haar notitieboeken, pen, of de vingers waarmee ze de pen vasthield. Het denksysteem in onze gelijke denkgeesten, dát is heilig. Anders wordt de Cursus gewoon weer een symbool van speciaalheid en een middel ter rechtvaardiging van de schuldprojectie van het ego in de vorm van oordelen, verdeeldheid en strijd. Net zoals het christendom uitliep op een religie van haat en zelfs moord, zou deze cursus daar ook op kunnen uitlopen. Helaas weerspiegelt zijn korte geschiedenis al iets van diezelfde dynamiek van afscheiding, veroordeling en uitsluiting. Maar wat anders kun je verwachten van het ego? Met andere woorden: Een cursus in wonderen is geschreven door de denkgeest, voor de denkgeest – opdat hij zichzelf corrigeert.

Ja, het is belangrijk dat deze communicatie van Jezus nauwkeurig wordt doorgegeven, zo nauwkeurig als mogelijk is, hoewel volmaakte communicatie binnen de illusie onmogelijk is. Maar houd in gedachten, om het nog een keer te zeggen, dat niet de woorden de werkelijke communicatie zijn, maar de liefde waarmee Helen zich verenigde in haar denkgeest, en die eveneens in de onze is – een liefde die de volmaakte liefde en eenheid van de Hemel weerspiegelt. Dus werk met welke symbolen voor jou ook maar betekenis hebben, maar doe dat op zo’n manier dat je geen belang stelt in de uitkomst. Vervul je functie van vergeving zo zuiver als je kunt, en wat daarna gebeurt is niet jouw zorg. Anders val je in de valkuil van het ego om de vorm in de plaats te zetten van de inhoud, een van de voornaamste kenmerken van speciale relaties. Daarom blijf ik met nadruk stellen dat Een cursus in wonderen niet Een cursus in wonderen is – althans niet het boek of zijn woorden. Als we de liefde kunnen herinneren die de Cursus is, worden we niet ingepakt door de verlokkingen van het ego van verschillen en controverse. En wanneer we in staat zijn die liefde in onszelf puur te bewaren, dan zullen we de schijnbare zuiverheid van de vorm niet zo belangrijk maken, in het besef dat we één zijn in inhoud, alhoewel verschillend in vorm. En leren om je die gezamenlijke inhoud van liefde in al Gods Zonen te herinneren, is het totaal en het wezen van Een cursus in wonderen.

Miracles in Contact Facebook Page  Miracles in Contact YouTube Page  Miracles in Contact Instagram Pagina