Ik heb onlangs een Godservaring gehad waarvan ik niet weet hoe die in verband te brengen met Een cursus in wonderen. In het kort is dit wat er gebeurde. Mijn kat Ben werd erg ziek en ik was vreselijk van streek. Nadat ik Ben aan de zorg van de dierenarts had toevertrouwd, keerde ik, nog steeds heel bezorgd, naar huis terug, en merkte dat ik maar bleef herhalen: “Vergeef mij alsjeblieft Ben, het spijt mij zo.” Dit deed ik uren achtereen, alsof ik ertoe gedwongen werd. Toen werd ik mij ervan bewust dat ik dit tot mijzelf richtte - dat ik tot in de kern van mijn wezen spijt had van de pijn die ik mijzelf, gedurende vele jaren van misbruik, had aangedaan. Vervolgens kwam er een krachtig gevoel over me dat ik niet alleen was. Ik ervoer dit als God, en voor het eerst in mijn leven voelde ik mij levend en werkelijk. De kracht van Zijn aanwezigheid ging alle woorden te boven. Ik was niets, maar ik was alles. Angst bestond niet en er was een besef van schoonheid in de dood en in alle dingen. Dit duurde het hele weekend, maar daarna voelde ik mij zeer kwetsbaar, en bouwden mijn verdedigingen zich weer op. Ik probeer nog steeds dat gevoel terug te vinden om zo levend en werkelijk te zijn.
Antwoord: Zonder veel meer over je te weten, is het moeilijk voor ons om te zeggen wat dit allemaal specifiek voor jou betekent. Maar we kunnen een paar concepten en leringen uit de Cursus voor je aanwijzen in de hoop dat ze behulpzaam zullen zijn.
Allereerst herinnert Jezus ons eraan dat we “een nieuweling op het verlossingspad” (T17.V.9:1) zijn. Dat betekent dat als een diepgaande ervaring niet aanhoudt, zoals die van jou, deze het doel kan dienen te laten zien wat onze permanente ervaring zal zijn als we contact blijven maken met de belemmeringen die blijkbaar nog steeds werkzaam zijn in onze denkgeest. Hij beschrijft dit op een andere plaats in het Tekstboek in termen van licht en duisternis: “…de reis door de duisternis was lang en bar, en jij bent er diep ingegaan. Een lichte knippering van je oogleden, die zolang gesloten zijn geweest, was nog niet voldoende om jou vertrouwen te schenken in jezelf, zolang veracht” (T18.III.3:3,4). De ervaring die je had lijkt veel meer te zijn dan “een lichte knippering van je oogleden,” maar dat is vanuit ons gezichtspunt bekeken, en niet vanuit waar Jezus is, buiten de droom. Het kan behulpzaam zijn deze hele paragraaf, “Licht in de droom”, te lezen. Je zult daar zien dat Jezus erg bemoedigend is, en kort gezegd aangeeft dat onze onbewuste angst voor totale verlossing ons ertoe brengt ons weer terug te trekken in de duisternis nadat we een glimp van het licht hebben opgevangen. Hij verzekert ons echter dat we zullen slagen: “Maar je zult voortgang boeken, omdat jouw doel de voortgang is van angst naar waarheid” (T18.III.2:2).
Maar merk op dat Jezus in deze paragraaf niet adviseert ons op God te concentreren, maar op onze relaties: om te zoeken naar grieven waar we aan vasthouden of iets anders wat ons gescheiden houdt van anderen, zoals misschien het gevoel dat sommige mensen het niet verdienen Gods Liefde en vrede te ervaren. Onze angst voor bevrijding wordt op die manier uitgedrukt, en als we ons daarom richten op de bewustwording van wat ons gescheiden houdt van anderen, en daar samen met Jezus of de Heilige Geest naar kijken (wat betekent: zonder oordeel), dan kunnen we de blokkades opheffen voor de gewaarwording van Gods liefde en vrede, die wordt weerspiegeld in de juist gerichte denkgeest. Geduld en zachtmoedigheid zijn essentieel voor de voortgang in dit proces.