In Les 108 van Een cursus in wonderen wordt gezegd dat “één broeder volledig vergeven, volstaat om alle denkgeesten verlossing te brengen”. Jezus heef het hele broederschap vergeven en toch heeft dit geen verlossing gebracht voor alle denkgeesten. Hij zegt herhaaldelijk en nadrukkelijk dat we één zijn met hem, kunnen doen wat hij gedaan heeft, enzovoorts. Maar blijkbaar moet één van ‘ons’, niet Jezus, ‘degene’ zijn die op z’n minst één broeder vergeeft. Zie ik dat juist?
Antwoord: Nee, dat zie je niet helemaal juist. De titel van Les 108 is: “Geven en ontvangen zijn in waarheid een.” Dit is vanuit het perspectief van het ego dat stelt dat we afgescheiden wezens (d.w.z. lichamen) zijn met afzonderlijke belangen, een onzinnige uitspraak. Het ego zegt ons dat we alleen overleven als we ten koste van iemand anders nemen wat we nodig hebben. Als ik bijvoorbeeld honger heb en er is niet genoeg voedsel, moet ik zorgen dat ik te eten krijg. Als jij er ook bij bent, en honger hebt, moet ik er zeker van zijn dat het mijn lichaam is en niet het jouwe dat de voeding krijgt die eventueel beperkt beschikbaar is. Met andere woorden: alleen als ik het hou, is het voor mij. Als ik het aan jou geef, ben ik het kwijt.
Zolang we geloven dat we een lichaam zijn en dat deze wereld werkelijk is, lijkt deze dynamiek waar te zijn. Maar Jezus weet dat wij geen lichamen zijn. We zijn zelfs geen afgescheiden denkgeesten. We zijn de ene denkgeest van Gods Ene Zoon, die droomt dat we van onze Bron en van elkaar gescheiden kunnen zijn. In werkelijkheid (omdat we denkgeest zijn en niet een lichaam) kunnen we dus eigenlijk niets weggeven. Wat we geven, houden we. De afspiegeling hiervan in deze droomwereld is dat wanneer we haatdragende, kwade, of angstige gedachten over iemand anders hebben, we vervuld zijn van haat, woede of angst. Wanneer we liefdevolle gedachten over iemand anders hebben, voelen we liefde.
Vanuit dit perspectief zegt Jezus: “Eén gedachte, volledig één gemaakt, zal dienen om alle denken één te maken. Dit is hetzelfde als te zeggen dat één correctie toereikend is voor alle correcties of dat één broeder volledig vergeven, volstaat om alle denkgeesten verlossing te brengen” (WdI.108.5:1-2). Wat hij bedoelt, is dat die ene gedachte van totale vergeving eenieder in onze denkgeest vergeeft. Dat is zo want ware vergeving betekent een broeder vergeven voor wat hij ons niet heeft aangedaan – door in te zien dat we ons alleen maar verbeeld hebben dat de handelingen van iemand anders onze vrede konden wegnemen. En als we dit waarlijk kunnen inzien met betrekking tot één persoon, moeten we tot het besef komen dat dit voor iedereen moet gelden – niemand kan ons kwetsen, omdat niemand de macht heeft ons van Gods vrede te beroven.
In onze denkgeest hebben we dus verlossing naar alle denkgeesten gebracht. Dit is in feite alles waar we ons om hoeven te bekommeren omdat er in waarheid niemand – en inderdaad, geen wereld – is buiten onze denkgeest. De Cursus zegt niet dat iemand van ‘ons’ een broeder moet vergeven om de wereld te veranderen. Hij zegt jou dat je door een broeder totaal te vergeven, je jouw ervaring van de wereld volledig kunt veranderen. Op die manier kun je je in herinnering brengen dat verlossing daar in je denkgeest al voor jou aanwezig is, als je daarvoor kiest.
Wanneer we, net als Jezus, geleerd hebben de Heilige Geest (de herinnering van Gods Liefde) onze enige innerlijke Stem te laten worden, zullen we in deze droom een consistente weerspiegeling van liefde en vergeving worden. Dit kan dienen om anderen eraan te herinneren dat geen van hun ingebeelde zonden enig effect op de werkelijkheid heeft gehad en dat verlossing al hun deel is, als ze ervoor kiezen die te ervaren. Maar wanneer, of en hoe ze die keuze maken, hoeft niet onze zorg te zijn.