Ik heb de laatste tijd gelet op mijn gedachten, en nu lijkt het alsof zij zichzelf bijna denken, bijna alsof zij niets met mij te maken hebben. Zij gaan gewoon maar door, en wanneer ik eraan denk probeer ik naar ze te kijken: dat wil zeggen dat ik ze helemaal niet denk, ze gebeuren gewoon in mij. Ze verschijnen gewoonweg, hoewel ze over het algemeen tamelijk negatief zijn, en ik me er toch vaak mee identificeer en er opnieuw in word gezogen. Ik zie mezelf nog steeds als lichaam met deze afgescheiden gedachten waar ik getuige van ben, in plaats van als denkgeest die er getuige van is. Sri Nisargadatta Maharaj heeft gezegd dat de persoonlijkheid niet meer is dan een stroom herinneringen. Zo líjkt het voor mij als ik let op de gedachten die in mij opkomen, maar ik zie ze nog steeds als mij.
Antwoord: De bedoeling van ons werk met Een cursus in wonderen is ons terug te brengen naar het volle bewustzijn van onszelf als keuzemakende denkgeest, zodat we duidelijk kunnen zien dat we altijd kiezen tussen één van twee gedachten: die van het ego of die van de Heilige Geest. De ogenschijnlijk eindeloze stroom gedachten die we ervaren zijn in werkelijkheid variaties op deze twee fundamentele gedachten. Daarom legt Jezus zo’n nadruk op de inhoud van ons denken, en vraagt hij ons om minder accent te leggen op de vormen in ons leven. Als je aldus je gedachten gadeslaat kun je ook erkennen – wees voorzichtig jezelf niet te veroordelen – dat je ervoor kiést je te vereenzelvigen met een afgescheiden lichamelijk zelf, een speciaal lichamelijk zelf, een lichaam dat leeft in tijd en ruimte, een angstig lichamelijk zelf, enzovoort. De jij die deze keuze maakt kan niet het lichaam zijn.
De vraag die vervolgens snel oprijst is waarom je, als denkgeest, ervoor kiest je te vereenzelvigen met het lichaam. Je denken verschuift aldus naar het doel: er moet een doel zijn waar het lichaam voor dient, dat jou er zo in geworteld houdt. Maar omdat we ons zo sterk verdedigd hebben tegen het zien van onszelf als denkgeest, kan deze verschuiving van lichaam naar denkgeest heel wat tijd in beslag nemen. Het gebeurt niet van de ene dag op de andere. In zijn karakteristieke zachtmoedigheid vertelt Jezus ons dat we deze vereenzelviging niet langer dan een ogenblik hoeven los te laten: “Er wordt je niet gevraagd dit meer dan een ogenblik lang te laten gebeuren, maar juist in dat ogenblik vindt het wonder van de Verzoening plaats. Daarna zul je het lichaam opnieuw zien, maar nooit helemaal op dezelfde manier” (T18.VII.2:3-4).
Je aldus concentreren op het doel dat het lichaam dient, zal je helpen in het proces van disidentificatie ermee. Het werd gemaakt door ons ego dat zichzelf dient, om ons ervan te overtuigen dat we daadwerkelijk afgescheiden zijn, maar daar niet verantwoordelijk voor zijn. De ‘onschuldig slachtoffer’ ervaringen, die ons leven doordringen, getuigen hiervan. Als je oefent met het kijken naar hoe deze dynamiek in je dagelijks leven werkt, dan kun je je herinneren dat het lichaam een ander doel kan dienen, door voor Jezus als je leraar te kiezen in plaats van voor het ego. Dan zul je het lichaam gebruiken om meer te leren over de belangen die we allen gezamenlijk delen. Door het beoefenen hiervan zal jouw identificatie geleidelijk van het lichaam naar de denkgeest verschuiven.