Als ik me angstig voel vraag ik Jezus niet om hulp. Hij maakt duidelijk dat ik ervoor gekozen heb mijzelf bang te maken, en dat ik hem niet om bevrijding van angst moet vragen, maar om hulp bij de condities die me bang maakten – de wens afgescheiden te zijn (T2.VI.4). Soms denk ik eraan dat te doen, maar andere keren is alles wat ik me kan herinneren het vierletterig gebed: ’Help!’ Toch wil ik dat hij alle angst en haat wegneemt en dat ik wordt vergeven. Wat doe ik verkeerd?
Antwoord: De enige manier waarop wij totaal en voor altijd vrij van angst kunnen zijn, is door onszelf toe te staan opnieuw in contact te komen met de macht van onze denkgeest om te kiezen. Dan zullen we beseffen dat wij onszelf over onszelf hebben misleid, en dat wij de hele tijd naar illusies keken terwijl we dachten de werkelijkheid te zien (WdII.240). Wij kiezen ervoor om illusies waar te maken en vervolgens die keuze voor onszelf te verbergen. Aangezien dat de wortel is van alle angst, wat maakt het dan uit als Jezus onze angst wegneemt, wanneer wij aan de oorzaak ervan vasthouden? Het is niet zo dat hij weigert dat te doen, maar hij kan onze angst niet wegnemen omdat wij vasthouden aan wat hem doet ontstaan.
In Een cursus in wonderen leert Jezus ons ook verantwoordelijkheid te nemen voor onze gedachten, want zoals hij zegt: “Je gelooft misschien dat je verantwoordelijk bent voor wat je doet, maar niet voor wat je denkt. De waarheid is dat je verantwoordelijk bent voor wat je denkt, omdat je alleen op dat niveau keuzen kunt maken. Wat je doet komt voort uit wat je denkt” (T2.VI.2:5-7). Angst ontstaat omdat wij het denksysteem van afscheiding kiezen, en daarop is de hulp van Jezus gericht – op ons helpen in contact te komen met de kracht van onze denkgeest, zodat we onze beslissing kunnen veranderen en vervolgens in vrede kunnen zijn. Daarom zegt hij in de volgende paragraaf: “Je kunt wel blijven klagen over angst, maar desondanks volhard je erin jezelf bang te maken. Ik heb al te kennen gegeven dat je mij niet kunt vragen jou van je angst te bevrijden. Ik weet dat die niet bestaat, maar jij niet. Als ik tussen jouw gedachten en hun uitwerking zou komen, zou ik tornen aan een elementaire wet van oorzaak en gevolg, de meest fundamentele wet die er is. Ik zou jou allerminst helpen als ik de kracht van je eigen denken zou kleineren. Dit zou lijnrecht ingaan tegen het doel van deze cursus” (T2.VII.1:1-6). Dit is heel lastig voor ons om te aanvaarden, en ernaar te handelen, omdat we de verantwoordelijkheid voor onze situatie niet willen accepteren. Toch is dat de enige weg naar zekere en blijvende vrede.
Hoewel Jezus niet de angst uit onze denkgeest wegneemt, belooft hij met ons mee te gaan naar de schuilhoeken van onze denkgeest die we in het duister verborgen hebben gehouden: “Angst lijkt in duisternis te leven, en wanneer je bang bent, heb je een stap achteruit gedaan. Laten we ons dan snel in een ogenblik van licht verbinden, en dit zal volstaan om jou eraan te herinneren dat licht jouw doel is” (T18.III.2:4-5; zie ook T11.V.1:3-4). We hoeven ons slechts te herinneren dat zijn troostende aanwezigheid elk moment bij ons is: “Als je wist Wie er aan jouw zijde wandelt op de weg die jij gekozen hebt, zou angst onmogelijk zijn” (T18.III.3:2). Dus is samen met Jezus naar onze aantrekking tot afscheiding kijken de bevrijding van angst; en we oefenen dit elke keer dat we ervoor kiezen om onze belangen als niet gescheiden van die van iemand anders te zien.