Mijn vraag gaat over iets wat ik heb ervaren, wat een korte blik in de diepere betekenis van Een cursus in wonderen leek te zijn. Ik scheen de wereld vanaf een heel ander vlak te zien, met als essentie dat ik mij bewust was van het feit dat niets in deze wereld iets betekent. Het was allemaal niet meer dan een knipplaatje van bordkarton. Een hele eigenaardige beschrijving die in mij opkwam, was dat er absoluut geen verschil is tussen het plaatsen van mijn teen op de grond en de oorlog in Irak (of waar dan ook). Alles, mijzelf inbegrepen, bestond uitsluitend door de speciaalheid die eraan wordt toegekend. Het bewustzijn dat dit alles bespeurde lag niet in bed, maar toch was ik het. Op de een of andere manier was ik in staat om heen en weer te gaan tussen dit bewustzijn en de ‘ik’ die ik kende. Ik geloofde niet langer in het leven dat ik kende en voelde een grote duisternis over me komen. Er kwam geen alternatief inzicht in wat werkelijk was. Op dat moment nam ik een bewuste beslissing om de kartonnen wereld te verkiezen die ik kende, omdat de angst voor het onbekende overweldigend was. Ik had me altijd voorgesteld dat een ervaring van deze omvang gepaard zou gaan met een groot gevoel van liefde en vreugde, waarbij je wordt getoond wat jouw werkelijkheid is. Maar ik ervoer niets van dat alles. Bestaat er een angst-blokkade waar we simpelweg doorheen moeten gaan door te vertrouwen? En klinkt dit als een ervaring van ‘visie’ of waren het slechts omzwervingen van het ego?
Antwoord: Dit is het soort ervaring dat besproken wordt in de paragraaf in het Tekstboek getiteld: “Licht in de droom” (T18.III) (en ook op andere plaatsen). “Wanneer het licht dichterbij komt zul je de duisternis insnellen omdat jij terugdeinst voor de waarheid, waarbij je soms je toevlucht neemt tot lichtere vormen van angst, en soms tot heviger paniek… Als je wist Wie er aan jouw zijde wandelt op de weg die jij gekozen hebt, zou angst onmogelijk zijn. Je weet dat niet, want de reis door de duisternis was lang en bar, en jij bent er diep ingegaan. Een lichte knippering van je oogleden, die zolang gesloten zijn geweest, was nog niet voldoende om jou vertrouwen te schenken in jezelf, zolang veracht. Jij bent onderweg naar liefde terwijl je haar nog steeds haat, en vreselijk bang bent voor haar oordeel over jou. En je beseft niet dat jij niet bang bent voor de liefde, maar alleen voor wat jij van haar hebt gemaakt” (T18.III.2:1; 3:2-6).
Het proces van de Cursus is beslist zachtaardig, maar het kan toch tot een gevoel van desoriëntatie leiden wanneer we een radicale omslag maken in ons perspectief op de werkelijkheid. Jezus legt dit uit en stelt ons gerust: “Tijdens deze overgang is er een periode van verwarring, waarin een gevoel van daadwerkelijke desoriëntatie kan optreden. Vrees dit echter niet, want het betekent alleen dat je bereid bent geweest je greep los te laten op het verwrongen referentiekader dat jouw wereld bij elkaar leek te houden… Vrees niet dat je opeens zult worden opgetild en de werkelijkheid in geslingerd. De tijd is mild, en als je hem ten behoeve van de werkelijkheid benut zal hij bij jouw overgang zachtjes gelijke tred met je houden” (T16.VI.7:4,5; 8:1,2).
Het bevragen van jouw werkelijkheid en die van de wereld is een noodzakelijke stap in de richting van het totaal opgeven van het ego. Een deel van jou (het egodeel, vanzelfsprekend) is hier doodsbang voor. “Toch”, zegt Jezus, “wordt in dit leren verlossing geboren. En wat jij bent zal jou over Zichzelf vertellen” (T31.V.17:8,9). Wanneer je op een rustige manier beseft dat je hele bestaan in de wereld door jou (de keuzemaker in de denkgeest) werd vervaardigd als een verdediging tegen de waarheid, dan begrijp je ook dat het ontmantelen van deze machtige verdediging de overweldigende angst blootlegt die jou in eerste aanleg motiveerde om hem op te bouwen. In dit stadium van het proces komen we de meeste angst tegen, zonder de oorzaak ervan te beseffen. Dit wordt nogal aanschouwelijk beschreven in de paragraaf: “De twee werelden” in Hoofdstuk 18 van het Tekstboek. Daar spreekt Jezus over de bereidheid die nodig is: “ …de Heilige Geest door schijnbare verschrikking heen te volgen, en erop [te vertrouwen] dat Hij je niet in de steek laat en jou daar achterlaat. Want het is niet Zijn bedoeling – maar alleen de jouwe – om jou angst aan te jagen. Jij komt ernstig in de verleiding Hem in de buitenste kring van de angst in de steek te laten, maar Hij wil je er veilig doorheen en ver aan voorbij leiden” (T18.IX.3:7,8).
Jezus is zich dus bewust van de angst en paniek in onze denkgeest, maar hij wil een troostende aanwezigheid voor ons zijn terwijl we dit proces doorlopen, omdat hij weet dat onze angst en paniek niet gerechtvaardigd zijn. Hij wil ons helpen datzelfde besef te bereiken, maar dat houdt in dat wij geduldig en zachtmoedig met onszelf moeten omgaan en onszelf net zoveel tijd gunnen als we nodig hebben om de overgang te maken. Het scheelt enorm als we van het proces geen al te groot probleem maken; tenslotte maken we alleen ongedaan wat illusoir is, en brengen we slechts in ons bewustzijn terug wat daar thuishoort en wat natuurlijk is. Als we aan dit proces beginnen is de angst voor verlies verschrikkelijk bedreigend, maar het enige wat we ‘verliezen’ is onze schuld, woede, angst en haat. We zullen vriendelijker worden, vergevingsgezinder, mededogender en vreedzamer. Dat is niet iets om angstig voor te zijn, maar om te verwelkomen. En dat zullen we ook doen, als we ons herinneren Wie er met ons meegaat.
Nog een laatste punt. Terwijl het – binnen de illusie – waar is dat er geen verschil is tussen je teen op de grond zetten en de oorlog in Irak, is dat alleen waar als je samen met Jezus “boven het slagveld” staat (van illusies, zie: T23.IV-vert). Wanneer je dit onderscheid over het hoofd ziet, kan dat leiden tot het ontkennen van je ervaringen in de wereld, waar verschillen moeten worden gerespecteerd. Dit cruciale onderscheid is de basis van wat Jezus onderwijst in werkboekles 187. Daar legt hij uit dat “…je alleen geeft aan jezelf” en iedereen die dit werkelijk begrijpt “ …moet lachen om het idee van offers brengen. Hij lacht eveneens om pijn en verlies, om ziekte en verdriet, om armoede, honger en de dood. Hij ziet in dat offeren het ene idee blijft dat achter dit alles staat, en in zijn milde lachen wordt alles genezen” (WdI.187.6:1,2,4,5). Als je ze uit de context haalt waarin Jezus deze les presenteert, dan kunnen zijn uitspraken wreed en ongevoelig klinken. Het is daarom essentieel om te begrijpen dat zijn referentiepunt, evenals dat van jou tijdens de ervaring die je had, de denkgeest is die - boven het slagveld - met zijn denkgeest verbonden is.