In mijn elfde jaar ben ik begonnen met cannabis roken en experimenteren met LSD. De eerste paar keer had ik fantastische spirituele eenheidservaringen. Maar de keer daarop was pure hel. Ik had een vreselijke ‘bad trip’, die een deur in mijn denkgeest opende die ik liever nooit had gezien. Mijn ultieme angst was dat ik voor eeuwig in die beangstigende paniekstaat zou blijven, zonder eraan te kunnen ontsnappen. Het leek op dat moment heel werkelijk en krachtig. Later, in mijn late tienerjaren, ontwikkelde ik paniekaanvallen en angst, waardoor ik op zoek ging naar een antwoord, dat ik vond in Een cursus in wonderen.
Ik maak me er nog steeds zorgen over dat ik door de drugs mijn hersens heb beschadigd, waardoor mijn zenuwstelsel aan mijn lichaam de fysieke gevolgen van angst doorgeeft, hoewel ik toen in mijn denkgeest wist dat dat niet waar was. Heerst de denkgeest op alle ervaringsniveaus over het brein zolang we in een lichaam zijn, of kunnen we schade aan ons brein en ons zenuwstelsel toebrengen die ons beperkt, ook al weten we dat het niet meer is dan een deel van onze grote illusie?
Antwoord: Het enige dat ons ooit op enige manier kan beperken is onze overtuiging; de gedachten die wij er in onze denkgeest over onszelf op na houden (T26.VII.8:7-10). Meestal zijn deze gedachten onbewust, dus het lijkt of we er weinig aan kunnen doen om ze te veranderen (WdI.138.8). Maar – en we kunnen dit niet genoeg benadrukken – het lichaam, het brein en het zenuwstelsel zijn allemaal gevolgen van de gedachten in de denkgeest en kunnen nooit de oorzaak zijn van wat we ook ervaren.
Er wordt in het ego geïnvesteerd, waardoor we ons niet bewust zijn van de denkgeest en waardoor we de oorzaak van hoe we ons voelen in de wereld van vorm zoeken, buiten de denkgeest. Toch zijn alle vormen niets meer dan geprojecteerde symbolen die de keuzes voorstellen die wij in onze denkgeest maken, en die we nu, door eigen keuze, voor ons bewustzijn verbergen.
Hoe vertaalt zich dat specifiek naar de ervaringen die jij beschrijft? De drugs gaven in eerste instantie vorm aan een verlangen van jou om je de waarheid over jezelf te herinneren en dus leken ze aan te zetten tot een ervaring van eenheid. De denkgeest, nog altijd sterk vereenzelvigd met het ego, werd angstig, dus het gevolg daarvan – de ‘bad trip’ – was gewoon een verdediging die jij koos tegen de herinnering van de waarheid over jezelf. Zoals alles in de wereld van vorm, zijn ook drugs in werkelijkheid neutraal en jouw ervaring hangt af van welke leraar jij kiest om je ervaring voor jou te interpreteren: de Heilige Geest of het ego.
In een poging om te zorgen dat de omweg naar de angst permanent blijft, versterkt het ego die angst met de bijkomende angst dat je niet kunt ontsnappen aan de angst. En vervolgens, als laatste spijker aan de doodskist die jou voor eeuwig zal uitsluiten van het licht en zal opsluiten in het denksysteem van het ego, probeert het ego je ervan te overtuigen dat de angst die jij hebt ervaren niet het resultaat is van jouw keuze, maar het neveneffect is van onomkeerbare schade die de uitwendige middelen hebben toegebracht aan je brein en je zenuwstelsel. Het ego is briljant, maar waanzinnig, en wij zijn even waanzinnig als we kiezen om ernaar te luisteren.
Maar er is in onze denkgeest altijd een andere Leraar tot onze beschikking, als we iets anders willen leren dan afscheiding, schuld en angst. En door ons in toenemende mate bewust te worden van wat we kiezen met het ego, opent zich een andere deur naar een andere keuze. Dit proces wordt prachtig beschreven in een van de lessen in het Werkboek:
"De Hemel wordt bewust gekozen. De keuze kan niet worden gemaakt zolang de alternatieven niet nauwkeurig bekeken en begrepen zijn. Alles wat in schaduwen is gehuld, moet tot begrip worden gebracht om opnieuw te worden beoordeeld, ditmaal met behulp van de Hemel. En alle beoordelingsfouten die de denkgeest in het verleden heeft gemaakt, staan open voor correctie, nu de waarheid ze als oorzaakloos verwerpt. Nu zijn ze zonder gevolgen. Ze kunnen niet verborgen worden, omdat onderkend is dat ze niets zijn." (WdI.138.9)