In Een cursus in wonderen zegt Jezus: “Maak niemand bang, want zijn schuld is de jouwe,…” (T13.IX.2:2). Ik ben leraar en ik vind het vreselijk om te zeggen, maar de enige manier om orde te houden in mijn klas vol middelbare scholieren is soms inderdaad hen bang te maken. Een voorbeeld: als mijn leerlingen niet bang zijn dat ik hen slechtere cijfers geef of hun ouders opbel als ze zich slecht gedragen, zijn ze niet gemotiveerd om zich in de klas te gedragen zoals ik dat nodig vind. Hoe kan ik je vaak geciteerde suggestie om niet te vergeten ‘normaal’ te zijn in overeenstemming brengen met de hierboven vermelde uitspraak van Jezus over het niet bang maken van anderen? Ik zie soms geen andere praktische mogelijkheid om mijn klas onder controle te houden dan het gebruiken van angst. Ik denk dat mijn eigenlijke vraag is: kunnen we er liefdevol toe geleid worden angst te gebruiken?
Antwoord: Jij hebt last van een van die verwarringen tussen vorm en inhoud die veel voorkomen bij Cursusstudenten! (Vragen V#371 , V#452 , V#484 en V#584 behandelen ook dit soort kwesties die jij hier hebt opgeworpen.) Om eerst op je laatste vraag te antwoorden: we worden nooit liefdevol ertoe geleid angst te gebruiken als een manier om iemand voor welk doel ook te veranderen of onder controle te houden – zelfs geen blagen van 12 en 13 jaar! Want angst is de emotie / de gedachte die wordt opgewekt en versterkt door ons geloof in onze schuld (T19.IV.A.10:1-4), die zegt dat we straf verdienen (T26.VII.3:1; WdII.259.1:4). En het is het hoofddoel van Jezus in de Cursus ons te helpen onze schuld en de verschillende uitdrukkingsvormen ervan ongedaan te maken. Dus elke tussenkomst of manipulatie die bedoeld is om schuld en angst te versterken om een specifiek doel te bereiken, kan nooit in de juist-gerichte denkgeest zijn ontstaan.
Dat wil niet zeggen dat we nooit liefdevol geleid kunnen worden om streng te zijn of discipline te gebruiken, of negatieve gevolgen mogelijk te maken, als we met anderen te maken hebben, vooral met kinderen en tieners. En dit brengt ons terug naar het kernthema in de Cursus: het gaat om het doel, dat altijd de inhoud bepaalt van al onze beslissingen en daaruit voortvloeiende handelingen. Als het ons doel is anderen verantwoordelijk te houden voor hoe wij ons voelen, dan hebben we ervoor gekozen ons geloof in de afscheiding te versterken, en hebben we ons tot het ego gewend als onze leraar in die situatie. Maar als het ons doel is ons te herinneren dat we allemaal dezelfde belangen delen, en vervelend gedrag op een dieper niveau altijd alleen maar een roep is om de liefde die we allemaal verlangen te ervaren, dan hebben we ervoor gekozen naar de Heilige Geest als onze gids te luisteren.
Hoe zou dit er in jouw klas dus uitzien? Als je je bewust bent van een zekere mate van woede ten opzichte van je leerlingen omdat ze zich slecht gedragen, en je de behoefte voelt om te dreigen en te straffen om ze te laten doen wat jij wilt, dan kun je er zeker van zijn dat je ego de leiding heeft. Maar als je gewoon inziet dat ze zich naar hun leeftijd gedragen en richtlijnen en grenzen nodig hebben, en ook de gevolgen moeten dragen als ze die grenzen overschrijden, zodat ze als persoon en als groep nut kunnen hebben van hun leeromgeving, dan is dit heel waarschijnlijk een standpunt vanuit de juist-gerichte denkgeest. Op het niveau van de vorm, kun je hetzelfde doen of tegen je leerlingen zeggen als wanneer je ego de controle heeft, maar je intentie of je doel is anders.
Om grenzen te stellen vanuit een juist-gerichte denkgeest moet je eerst heel eerlijk met jezelf zijn over elk op het ego gebaseerd gevoel dat je hebt jegens een klas als geheel of jegens een of meer individuele leerlingen. Als je je bewust bent van boosheid of zelfs maar een lichte ergernis of irritatie voelt, zal elke actie die je tegen je leerlingen onderneemt als reactie op die gevoelens van je ego afkomstig zijn. En dus ben jij degene die hulp nodig heeft. Je eerste stap is dan in te zien dat je niet uit je evenwicht bent door het gedrag of het wangedrag van je leerlingen. Woede is nooit een reactie op iets van buitenaf, ongeacht hoe gerechtvaardigd dat ook lijkt (T30.VI.1:1-2; H20.3:3-4). Het stelt altijd een projectie voor van ons eigen onopgeloste innerlijke conflict over de afscheiding (T6.In.1:2-7). Dit is in het correctieproces misschien de moeilijkste stap om te aanvaarden, gezien de waarde die in ons ego-denksysteem gehecht wordt aan projectie als verdediging.
Maar als je eenmaal kunt inzien en aanvaarden dat dit niet jouw reactie is op je leerlingen maar op je eigen schuld, kun je de projectie terugtrekken van je leerlingen en beginnen met het werkelijke probleem in je denkgeest aan te pakken. En dat houdt eenvoudigweg de erkenning in dat de woede een verdediging was tegen het aanvaarden van de verantwoordelijkheid voor hoe jij je voelt, maar dat je nu bereid bent te erkennen dat jij degene bent die beslist hoe jij je wilt voelen en hoe je wilt reageren.
Je volgende stap houdt eenvoudig in dat je je innerlijke schuld die achter je boosheid schuilgaat, naar Jezus brengt en samen met hem naar de niet-substantiële aard ervan kijkt (T18.IX.5:2-4, 6, 8). Onze schuld lijkt ons niet niets, en daarom is het zo essentieel dat we ons met Jezus verbinden in het proces van ernaar kijken. Want Jezus is het symbool dat ons herinnert aan eenheid, wat betekent dat hij het middel is om de onwerkelijkheid van afscheiding en schuld weer in je gedachten te brengen. Wanneer we onszelf toestaan die stap te zetten, dan verdwijnen onze boosheid en onze schuld. Op dit punt kun je je aandacht dan opnieuw op je leerlingen richten, en duidelijker weten wat de meest milde, meest liefdevolle manier is om de klas onder controle te houden of te brengen, aangezien je je boosheid niet langer in de situatie investeert. Dit kan inhouden dat je grenzen stelt, of soms vind je dat je de klas op een andere manier structuur moet geven of de les anders moet geven waardoor je leerlingen eerder bereid zijn mee te doen en samen te werken. Een andere algemene aanpak kan daar geleidelijk uit voortkomen, als je in staat bent je eigen blokkades tegen duidelijker zien los te laten.
En als je ertoe geleid wordt grenzen te stellen die gevolgen hebben voor je leerlingen, kan het nuttig zijn te weten dat jij niet verantwoordelijk bent voor hun reactie. Als ze angst voelen vanwege de mogelijke gevolgen van het overschrijden van de grenzen die jij hebt gesteld, is hun angst, net als jouw boosheid, niet het resultaat van de beperkingen die jij hebt gesteld, maar eerder een projectie van hun eigen onopgeloste schuld. Angst hoeft uiteindelijk niet de enige reden te zijn om grenzen te respecteren, en je kunt duidelijke grenzen stellen zonder de bedoeling schuld en angst op te wekken, als je eerst je eigen deel hebt gedaan namelijk je eigen ego investering in de situatie herkennen en loslaten.