In 1985 had ik een buitengewone ervaring van eenheid met God. Ik heb mezelf nooit als een religieus persoon beschouwd en begreep nooit waarom mensen religieus waren. Ik kwam uit deze ervaring met diep in mijn hart een geloof in dingen die ik niet werkelijk begreep, bijvoorbeeld: er is geen zonde, God is denkgeest, oordeel niet, we zijn allen één, enzovoort. Die ervaring was er een van een diepgaand herinneren waar ik thuis hoorde, en dat was zeker niet hier op aarde. Sindsdien verliep mijn pad kronkelig. Na getracht te hebben mijn persoonlijke ‘kennis’ aan te passen aan andere religies, las ik Een cursus in wonderen en probeerde die te beoefenen, maar gaf dat al snel op om andere dingen te gaan doen. Ik heb onlangs hernieuwde belangstelling voor de Cursus gekregen, maar ik heb veel vragen over mijn eigen persoonlijke ervaring en ik heb niemand waarmee ik daarover kan praten. Komt dit soort ervaring vaak voor?
Antwoord: Wij weten echt niet hoeveel mensen zo’n ervaring hebben gehad. Niet meer dan enkelen hebben ons iets soortgelijks gemeld. Er kunnen vast vele anderen zijn die hun eenheid met God hebben ervaren en nu stil in vrede leven, met liefde als enige bron van hun gedachten en activiteiten. Zij zullen geen behoefte hebben over hun leven te praten, hoewel ze door liefde geleid kunnen worden om dat wel te doen. Jezus spreekt over de ervaring van eenheid met God in het hoofdstuk van het Handboek getiteld: ”Kan God rechtsreeks worden bereikt?” (H26). Wellicht vind je het behulpzaam om dat te lezen, alsmede een eerder hoofdstuk met de titel: “Hoe behoort een leraar van God zijn dag door te brengen?” (H16).
De focus van Een cursus in wonderen ligt op vergeving, niet op God, hoewel Hij haast op iedere bladzijde genoemd wordt. De Cursus gaat eerder over onze dagelijkse beoefening van de lessen erin, dan over het ervaren van eenheid met God. Het is mooi als je zo’n ervaring hebt, daar zij zorgt voor een glimp van het einde van het proces. Maar het onmiddellijke doel van het onderwijs van de Cursus is de weerspiegeling van die eenheid in de relaties in ons leven. We doen dat allereerst door het herkennen van onze door onjuist denken gerichte toewijding aan het zien van onze belangen als gescheiden van die van anderen. Vervolgens door hulp te vragen om die waarneming naar gedeelde belangen te verschuiven. Daarbij beseffen we dat we allemaal – zonder uitzondering – verenigd zijn in de pijn van de afgescheidenheid van God, en in onze gezamenlijke roep om hulp opdat we uit die nachtmerrie ontwaken. Dan, wanneer “aan geen enkele illusie geloof wordt gehecht, en geen enkel plekje duisternis nog overblijft om het gelaat van Christus voor wie ook te verbergen” (T31.VIII.12:5), zal onze denkgeest rusten in de vrede en stilte van Volmaakte Eenheid.