Als je atleet bent, is wedijver nodig om geld in het laatje te brengen. Hoe valt het verslaan van een tegenstander en het dagelijks streven om daar nog beter in te worden, zoals bij een bokser of voetballer, in overeenstemming te brengen met het non dualisme van de Cursus? Zelf ben ik muzikant en als ik toelaat dat mijn vaardigheid beneden een zeker niveau daalt, raak ik mijn werk kwijt. Dus hoe gaan we om met de uitdagingen van competitie en het dagelijks overleven, zonder ons bewust te zijn van dualisme?
Antwoord: De focus van ons werk met Een cursus in wonderen ligt niet op het voorbijgaan aan ons gewaar zijn van dualisme, maar op ons bewust worden van de leraar die we kiezen als gids in ons dagelijks leven: het ego of Jezus. Dus op het leren hoe we ons geloof in de afscheiding versterken, of juist ongedaan maken. Aangezien er in illusies geen hiërarchie bestaat, kunnen we onze lessen in vergeving leren bij al onze bezigheden. Zowat alles in deze wereld is doordrongen van wedijver of concurrentie, omdat de wereld niets anders is dan de uiterlijke weergave van het ego-denksysteem van wedijver of concurrentie in onze denkgeest. Het ego is in een voortdurende staat van wedijver met wat het als een bedreiging voor zijn bestaan voelt. Vandaar dat ‘doden of gedood worden’ vrijwel alle dimensies beschrijft van het fysieke en psychologische bestaan in de wereld die zijn wortels in dit ego denksysteem heeft.
Jouw rol als muzikant (de vorm) kan dus gezien worden als een klaslokaal waarin je kunt leren – als je Jezus of de Heilige Geest als je leraar kiest – hoe je de afscheiding ongedaan kunt maken die je gewoonlijk tussen jou en je collega’s (de inhoud) ziet. Dus je oefent en doet wat nodig is om je competentie in stand te houden (de vorm), maar wel samen met Jezus of de Heilige Geest (de inhoud). Het is niet je doel anderen te verslaan omwille van een positie, hoewel dat in de vorm misschien wel zo lijkt. Je doel is te leren dat jouw belangen niet los staan van die van ieder ander, en dat iets winnen of verwerven ten koste van iemand anders in werkelijkheid geen waarde heeft. Zo kun je leren hoe je bijvoorbeeld kunt wedijveren om de eerste plaats in het orkest, terwijl je tegelijkertijd leert dat het enige waardevolle is jezelf en ieder ander in het orkest als deel van de ene Zoon van God zien. Met andere woorden: je gaat er anders mee om. Je houding of de inhoud van je denken is veranderd. Uiteindelijk maakt het niet uit of de ene persoon een betere muzikant is dan de andere.
In principe kunnen we de Cursus in welke rol dan ook toepassen. “Wonderen kennen geen rangorde naar moeilijkheid. Het ene is niet ‘moeilijker’ of ‘groter’ dan het andere” (T1.I.1:1-2). Het is dus volmaakt mogelijk de Cursus te leren terwijl we voetballen of bokser zijn. Er zijn voorbeelden genoeg van beroepsatleten die hun sport op een ‘fatsoenlijke’ manier hebben beoefend en toch tot de besten behoorden.
Tenslotte nog dit: we moeten ons er altijd voor hoeden om een oordeel te vellen over de spirituele vooruitgang van onszelf of van iemand anders, dat op de vorm gebaseerd is, want wij kunnen onmogelijk het Verzoeningspad van onszelf of van iemand anders in zijn totaliteit zien. Misschien heeft een denkgeest de rol van verdediger in een voetbalteam gekozen om te leren dat een overwinning geen waarde heeft of dat een lichaam onbeduidend is. In principe kunnen we dit niet uitsluiten. Op een zelfde manier vertelt de Bhagavad Gita het verhaal van Krishna die aan Arjuna de raad geeft de best mogelijke strijder te zijn, omdat dit zijn dharma is. ‘Hoe kan de onsterfelijke sterven?’ helpt Krishna Arjuna herinneren, omdat Arjuna er moeite mee heeft dat hij anderen moet doden.
[Zie ook: V#402 ]