Is het nodig de mythologie van Een cursus in wonderen te begrijpen om met de studie ervan te beginnen en de principes van de Cursus op de juiste manier te gebruiken? Ik heb grote moeite met de metafysica van de Cursus omtrent de oorsprong van schuld. Toch lijken de praktische toepassingen van de Cursus (dat wil zeggen: kiezen voor het ego of voor Jezus als je leraar) logisch en behulpzaam. Kan ik vergeving zoals de Cursus dat definieert goed beoefenen als ik de mythologie van de Cursus omtrent de oorsprong van de wereld niet echt aanvaard?
Antwoord: De baat die we hebben bij het beoefenen van vergeving is dat we ons prettiger voelen. Dit komt omdat we de pijn loslaten die zelfmisleiding – anderen de schuld geven van onze problemen – met zich meebrengt. Het is in die zin inderdaad praktisch. En het is heel troostrijk te weten dat binnenin ons een wijze leraar verblijft, die we altijd om hulp kunnen vragen. We kunnen daar een hele tijd lekker in meegaan, en zelfs voor onbepaalde tijd op dat niveau blijven als we daarvoor kiezen. We kunnen de Cursus op die manier gebruiken en daar enorm veel baat bij hebben en troost uit putten. We hebben de metafysische principes van de Cursus niet nodig om de zachtaardige leiding van Jezus te ervaren en onze projecties van schuld op anderen terug te nemen. Als iemand door op dat niveau te blijven dichter bij God komt, wat zou er dan verkeerd aan zijn?
Maar omdat je het specifiek hebt over ‘vergeving zoals de Cursus dat definieert’, is het nodig verder te gaan. Dat doen we dus. Het begin en het einde van de Inleiding tot het Werkboek werpt hier wat meer licht op. Jezus begint met iets te zeggen over de relatie tussen het Tekstboek en het Werkboek: “Een theoretische fundering zoals het tekstboek die verschaft, is als kader noodzakelijk om de oefeningen in dit werkboek zinvol te maken. Maar pas het doen van de oefeningen maakt het doel van de cursus mogelijk. Een ongetrainde denkgeest kan niets tot stand brengen. Het is het doel van dit werkboek je denkgeest te trainen om te denken volgens de richting die het tekstboek aangeeft” (WdI.In.1).
Aan het eind van de Inleiding tot het Werkboek (WdI.In.8,9) erkent Jezus de geloofwaardigheidsproblemen en de weerstand die we waarschijnlijk tegenkomen met betrekking tot de ideeën en concepten die in de lessen worden gepresenteerd. En hij adviseert om ons alleen te concentreren op het gebruik en de toepassing van de ideeën, precies volgens zijn instructies, zonder ze te beoordelen of te evalueren, omdat de betekenis en de waarheid ervan ons duidelijk worden door ze te gebruiken.
Dit lijkt te impliceren dat de student ergens onderweg met de theoretische principes van de Cursus wordt geconfronteerd. Wanneer bijvoorbeeld duidelijk wordt dat vergeving betekent dat we de ander vergeven voor wat hij niet gedaan heeft – een waarlijk ontstellende en enorm uitdagende stelling – dan worden we uiteindelijk geleid tot het in twijfel trekken van de werkelijkheid van schuld zelf. Dat brengt ons rechtstreeks bij de metafysische dimensie van de Cursus. Het standpunt van de Cursus met betrekking tot vergeving kan inderdaad niet ten volle op waarde geschat worden als we ons niet bewust zijn van de metafysische onderbouwing ervan. Zolang de illusoire aard van zonde en schuld geen integraal deel zijn van iemands denken en benadering van grieven, komen we maar al te gemakkelijk terecht in het traditionele standpunt: vergeven wat echt gebeurd is.
Het antwoord op je vraag is daarom zowel ja als nee. Iemand kan baat hebben bij het beoefenen van vergeving en zich tot Jezus wenden voor leiding. Maar het vergevingsproces zoals de Cursus dat presenteert wordt te kort gedaan en niet ten volle gewaardeerd als de theorie van de Cursus over de oorsprong van schuld wordt genegeerd. Als deze theorie expliciet niet wordt aanvaard, dan maakt dit de beoefening van de Cursus’ versie van vergeving onmogelijk.